Midden op de overdekte tribune bij Ajax is een afgeschoten vak,
waar deftige heeren, verzorgde mevrouwen, keurige kinderen rustig
naar de zwoegende twee-en-twintig jongens, in de voetbal-arena
beneden hen, zitten te kijken. Spelers van weleer? Steunpilaren van
beurs, handel en nijverheid thans? We weten er niets van. We vragen
slechts. Want er hangt in dat betrekkelijk kleine middenvak, vlak vóór
de koffiekamer, een zekere sfeer, die we niet kunnen omschrijven,
maar die nochtans van hoogst wezenlijken, zij het van ondefinieer-
baren, aard is.
De wedstrijd AjaxD.W.S. zelf? Och, ze is voor onze oogen welis
waar gespeeld, doch langs ons henen gegaan, want we droomden
over vervlogen dagen, zagen vreemde schimmen rondzweven, waar
aan we namen van vroegere voetbal-grootheden vastknoopten. Toen
scheidsrechter Schlüter een fluitist, die weet, wat hij wil de rust
aankondigde, was de stand nog steeds 00. In de rust doorstond de
koffiekamer een bestorming, daarna was dit met het doel van Ajax
het geval, bleek opeens het eerste en eenige doelpunt van den wed
strijd geboren. Met 10 had D.W.S. de leiding. Zóó bleef het tot het
einde. Maar de eere van Ajax bleef ongerept, haar blazoen onbe-
smeurd. Een elftal, dat zes invallers telt, kan zelfs na een 01 neder
laag geen schaduw van eenig verwijt treffen.
De massale uittocht verliep rustig, ook al was de Middenweg eigen
lijk te smal voor al die autobussen, taxi's, particuliere wagens en
duizendtallen fietsers en voetgangers. Doch we hadden van al die
drukte weinig last en zelfs niet veel weet, omdat we bezig waren een
voetbal-balans op te maken over de dertig jaren, die vervlogen zijn,
sedert we voor het laatst voetbal op het terrein der Ajacieden hadden
zien spelen.
Die balans kan kort zijn. Veelheid van woorden zou hier slechts
kunnen schaden. Wij voor ons persoonlijk vinden dit alles al te mooi,
het doet ons vreemd aan, oefent zelfs een soort beklemming uit. Maar
dat voetbal is vooruit gehold neen, gevlogen zelfs we erkennen
het volmondig.
Oude spelers, bestuurderen van weleer, zij allen zijn de pijlers,
waarop het Ajax-Stadion eigenlijk is gegrondvest. Maar dat deze
arena overeind blijft staan, dat danken allen aan de voetballers van
heden, aan de mannen, zooals voorzitter Koolhaas en secretaris El-
zenga, die vervolmaakt hebben, wat veertig jaar geleden zorgvuldig
is gepoot en zorgzaam is geënt.
Geestdriftig schrijden jongeren den weg verder af, waarop ouderen
hen zijn voorgegaan. Gezamenlijk handhaven de jongens van 1940
een oude, mooie, zelfs reeds eerbiedwaardige traditie.
Voetbal moge in 1940 uiterlijk niet te herkennen zijn met voetbal
van de jaren 19001910, om een bepaald tijdvak te noemen, maar in
wezen is voetbal ook heden gebleven wat het weleer was: een
stralend spel voor generaties jongeren!
Die traditie gehandhaafd te hebben, het is mede de verdienste van
het veertigjarige Ajax!
AMSTERDAM, 14 April 1940. OLD-HAND.
273