Clubleven.
Nieuw leven in de natuur. Nieuw bruisend leven in de Ajax-gele-
deren. Zoo ongeveer is wel de stemming geweest onder clubmen-
schen en toeschouwers bij het stadwaarts gaan na den wedstrijd
AjaxD.W.S. En nu we zoo'n belangrijke verandering in het eerste
Ajax-elftal konden waarnemen gingen gesprekken en gedachten on
willekeurig uit naar de vraag of de aanschouwde vernieuwing
blijvend zal zijn, of dat deze, door den nood gedwongen toestand,
tijdelijk zal zijn.
Ongetwijfeld zal de elftalcommissie veel van dezen wedstrijd heb
ben opgestoken en haar moeilijkheden van het oogenblik zullen in
de toekomst nog vergroot worden, wanneer door opklaring van den
politieken hemel weder alle krachten voor het eerste vrijkomen. Eerst
dan kan blijken hoe de sterkste combinatie gevonden kan worden.
In ieder geval heeft het experiment van thans bewezen, dat de ploeg
aan frischheid bijzonder heeft gewonnen. De frischheid sloeg er bij
wijze van spreken sprankelend af en de dartelheid van de jeugd werd
op sommige oogenblikken sterk geaccentueerd door de groote kalmte,
waarmede aanvoerder Andriessen opereerde. Hard en veel, vaak
nog noodeloos veel, is er door onze jongens gewerkt en als er maar
één winst te boeken zou zijn, dan is het zeker die, dat de sfeer van
matheid absoluut uitgebannen is.
Het zal thans de taak zijn die frischheid in het elftal te bewaren
en zoo mogelijk nog op te voeren, want zooals geconstateerd mocht
worden is de techniek bij de nieuwelingen aanwezig en kan door
gezamenlijk en bezielend oefenen tot een sluitend ploegverband ge
vormd worden. Op het nut voor eigen lichaam en geest van het
veelvuldig oefenen behoeft hier niet gewezen te worden, want iedere
beoefenaar van de voetbalsport voelt bij elke gelegenheid, dat hij
zijn voetbalschoenen aantrekt zich op te maken voor een feest, maar
waar hier wel op gewezen móet worden, is, dat aan alle spelers,
die voor Ajax uitkomen, de verantwoording wordt opgelegd voor den
klank van Ajax' naam in de toekomst. En dit is geen kleinigheid.
Oneindig veel zelfbeheersching en zelfopoffering zal noodig zijn
om ons collectief verband te handhaven en zelfs nog tot grooter ont
wikkeling te brengen. Maar de club kan dan slechts iets voor ons
zijn of worden, wanneer wij, door iets van onszelf te geven, erin
slagen iets voor anderen te zijn. Zeer zeker kan ons dit op en buiten
het voetbalveld van grooten dienst zijn.
Nu terwijl wij schrijven over zelfopoffering en dit woord overden
ken, meenen wij wel uit de school te mogen klappen, dat bij de ver
kiezing op de a.s. algemeene vergadering een aantal aftredende
bestuursleden zich niet meer herkiesbaar zullen stellen, waardoor er
een paar prominente plaatsen te bezetten zullen zijn. De scheidenden
hebben met zoo'n beslistheid kennis gegeven van hun voornemen,
dat het er naar uit ziet, dat een hernieuwd beroep op hun offer
vaardigheid, hoe jammer ook voor de club, zal falen. De dankbaar
heid, die wij voelen voor hetgeen zij deden, noopt ons hun besluiten
te respecteeren.
Wij twijfelen er echter niet aan of onze vereeniging, die reeds zoo
vele goede ambitieuze functionarissen heeft voortgebracht, zal er
wederom in slagen de juiste menschen naar voren te brengen.
Intusschen zijn dit zorgen voor morgen en aangezien het ons heden
gegeven is bij den dag te leven, volgen wij met stijgende belang
stelling de verrichtingen van en de experimenten met ons eerste
elftal.
d. J.
266