Naar waarheid verteld.
Zondag 2k Maart.
Den wedstrijd Ajax—K.F.C. gezien en heb toen eens achter de ad-
spirantjes gezeten, (moet U ook eens doen geachte lezers) waar ik
geen spijt van heb gehad. Er werd natuurlijk geweldig gemopperd
op het eerste, want het ging de heeren niet naar zin. „Zij hebben geen
zin", zegt de een en de ander verklaarde „dat ze te lui zijn". „Neen",
zegt nummer drie, „er wordt niet met ambitie gevoetbald kijk maar
eens hoe traag of het gaat, overal is de tegenpartij het eerst bij!" Dat
was critiek waar je versteld van stond. Toen ik het broekie vóór mij
er op wilde wijzen, dat hij niet zoo moest mopperen, keek hij een
klein beetje beleedigd naar mij en zei, dat ik het toch eens met hem
moest wezen, en dat er verder niets meer van terecht zou komen in
het verdere verloop van den wedstrijd, waar hij wel gelijk in heeft
gehad. „Kijkt U nu eens mijnheer, dien bal kon hij toch zonder veel
moeite hebben, maar neen hoor, je kunt beter blijven staan, dat is leu
ker" en dat werd gezegd met zijn borst vooruit en z'n beide handen
in z'n broekzak. „Ik begrijp er tenminste niets meer van", sputterde
hij na den wedstrijd nog na.
25 Maart.
Als eerste gerecht in den Meer Ajax adsp. 3Rapiditas adsp. 2 en
ja, daar speelde zoowaar het broekie, dat voor mij op de tribune
zooveel babbeltjes had, in mee.
„Zoo jongenheer", begroette ik hem: „nu kom ik eens naar jóu kijken
en over je mopperen". Hij werd er verlegen onder, want dat had hij
den vorigen dag niet kunnen droomen en hij kroop dan ook maar
heel gauw de kleedkamer binnen.
Doch ik ben bedrogen uitgekomen. Het was een lust, om dat elftal in
de weer te zien, en een voorhoede om van te watertanden, zoo aardig
als er gecombineerd werd. De bezoekende club liep van het kastje
naar den muur en het was voor die jongens om hopeloos van te
worden.
De goalkeeper der tegenpartij werd natuurlijk door zijn kornuiten
uitgevoeterd, dat hoort nu eenmaal zoo, en daar kreeg het tribune-
jog zoo'n medelijden mee, dat hij het niet meer als billijk vond, om
hem een paar technische wenken te geven. „Nee jog, dat doe je geheel
verkeerd, dien bal had je naar den rechtsbuiten van jullie moeten
trappen, die staat ongedekt." En toen hij even later een bal uit z'n
doel wist te houden vertelde hij hem, dat hij het schot keurig had
gestopt. Dat kwam er zoo echt gemeend en hartelijk uit, dat ik hem
graag vergeef den vorigen dag zoo te hebben zitten mopperen. Na
afloop vertelde hij mij, dat hij natuurlijk slecht gespeeld had en dat
het hem niet had meegezeten. „Maar ik heb toch wel mijn best ge
daan" en dat was eerlijk waar. „We hadden meer doelpunten moeten
maken, vindt U niet." Maar ik vind dat 100 mooi genoeg is, want er
moeten ook wat goals voor de volgende wedstrijden over blijven.
Met dat al vond ik het aardig om deze jeugdvoetbal-belevenis eens
naar voren te brengen en dit verhaal is tevens bedoeld als een aan
sporing voor een ieder om naar het jeugdvoetbal te komen kijken,
want daar valt een hoop van te genieten en U zult in de meeste
gevallen voldaan kunnen zeggen een prettigen Zondag gehad te
hebben.
H. G. S.
239