Een redaciioneele hand steekt boven water. In het laatste nummer van ons club-orgaan heeft men kunnen lezen, dat wij op eenigszins suggestieve wijze hebben getracht, om voor onze lagere K.N.V.B.-elftallen een overzichtschrijver of reporter te verkrijgen, edoch.... onze stem, we zouden haast zeggen natuurlijk, was gelijk aan die eens verlorenen in de onmetelijke zandvlakten der Sahara. Is het nu werkelijk onmogelijk, om uit het legioen der hon derden Ajacieden, zegge en schrijve één man op te diepen, die onder deze dankbare taak zijn markante schouders zet. Het smoesje van ik heb geen tijd" of „ik kan niet schrijven" wil er bij ons niet in, want met wat goeden wil is er altijd wel een uurtje te vinden, om zijn indrukken op papier vast te leggen en. wat betreft de kunst van schrijven. is bij al die Ajacieden, toen voor het laatst de schooldeur achter hen dichtsloeg, de macht om 't geziene te weer geven, door de krachtige luchtverplaatsing van bovengenoemde dicht- smakkende deur, dan uit elkander gespat? Nogmaals: het wil er bij ons niet in, maar aan de hand van de praktijk zijn wij geneigd om te gelooven, dat hetgeen wat wij verstaan onder „smoesje", harde realiteit is. Zeker; de reeds verschenen clubbladen zijn het bewijs, dat de nood- redactie heusch wel capabel is, om onze krant vol te krijgen, maar niettegenstaande dat, is en zal ons orgaan steeds voor verbetering vatbaar blijven. En dat bereiken wij alleen door uitbreiding en steeds maar weer uitbreiding van het kleine keurkorps, dat ons trouw ter zijde staat, waaronder o schande Ajacieden een vrouwelijke supporter. Let wel! een charmante jongedame, die niet eens lid van onze vereeniging is en die louter uit sympathie voor Rood-Wit, haar sportieve geestesproducten voor het Ajax-Nieuws beschikbaar stelt. Come on! kerels.... laat dit lichtende voorbeeld van deze vertegen woordigster der andere sekse een aansporing zijn, om naar de ganze- veder te grijpen. Wie van de dwaallichten, die eiken Zondag de kalk- lijnen van het tournooiveld omzoomen, zet zijn impressies van het spel van bal, lat en palen eens op een blocnote. Niet alleen, dat men daarmede de geheele club van dienst is, maar speciaal de spelers van de in den aanvang van dit epistel genoemde elftallen, bezorgt men met opbouwende critiek eenige aangename oogenblikken. Wij weten uit ervaring, dat bij ontvangst van het Ajax-Nieuws, ieder spelend lid direct onderzoekt of zijn naam vermeld wordt, of dat de glorie van de heldendaden van zijn team haar weerklank vindt in ons clubblad. Wij weten ook. het is ons in het voetballooze en dus eveneens clubbladlooze tijdperk on ondubbelzinnige wijze geblekendat ieder lid verlangt naar het oogenblik, dat zooals Dolf Desmit het eens uitdrukte „zijn vriend in de bus glijdt". Met die wetenschap voor oogen moet het toch mogelijk zijn, om een „pur sang" Ajacied te vinden, die de rubriek K.N.V.B.-elftallen voor zijn rekening neemt. Zeker wij geven wel te hooi en te gras een verslag van Ajax 2, 3 of 4, maar dat is en blijft toch maar half werk. En aan half werk onze prachtige veertigjarige staat van dienst is daar het onweer legbare bewijs van hebben Ajacieden altijd een broertje dood gehad. Daarom vriendeneen redactioneele hand steekt boven water. Wie maakt zich los uit de compacte massa van de „Ja-knikkers" maar de helaas „nimmer-iets-doeners".en grijpt haar? BROWN. 234

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1940 | | pagina 34