ballerij verzorgde. Enkele weken geleden herinnerde redacteur Groot-
hoff nog aan dien tijd en schreef o.a.:
„Wat Hoven, die destijds met het Sportblad meegegaan is naar de
Revue, vroeger als Amsterdamsch correspondent van Het Sportblad
schreef, werd door de Amsterdamsche voetballiefhebbers verslonden.
Donderdagmiddag om 5 uur kwam het blad uit in de Gravenstraat.
Anwterdamsche voetballiefhebbers maakten tegen dat uur queue in
die straat om hun dubbeltje te offeren. Zoo tusschen 5 en 6 uur wer
den dan méér losse nummers verkocht dan de geheele oplaag van
sommige sportbladen uit den tegenwoordigen tijd. Daar kwam b.v.
steeds een groote bierbrouwerskar met een paar zware Hollsteiners
bespannen. De Gravenstraat werd daardoor voor rijverkeer volkomen
gestremd! Maar daar trok de koetsier zich niets van aan. Als groot
bewonderaar van Ajax kwam hij zijn Sportblad halen! Het rijverkeer
bleef gestremd totdat hij had gelezen, wat er over Ajax werd ge
zegd!"
Tot zoover Groothoff en we kunnen er nog wel het een en ander
m«-er van vertellen. Ik schreef onder den naam „Nevoh" en van de
geboren en getogen provincialen konden zeer weinigen Hoven, doch
zeer velen Nevoh in dien tijd. Waar ik me vertoonde werd ik voort
durend door totaal onbekenden aangesproken. Wat zegt U hiervan
en wat zegt U daarvan?, of: schrijf vooral dit nog eens, en hamer
nog eens daaropEnfin, op straat, op de tram, waar men maar
kwam was het dat ik door allerlei voetbalenthousiasten „geïnterpel
leerd" werd. Het was ook heusch niet alles vriendelijk bedoeld. Vele
malen waren het ook lieden, die het niet met me eens waren, die
bedreigingen uitten, die me zelfs een pak ransel beloofde. Maar in
elk geval, duizenden en duizenden leefden toen mee. Mijn werk was
toen slechts een uitvloeisel van de daden van Ajax. Ajax leverde de
kostelijke stof, de permanente materie voor journalistiek werk en heel
sportief Amsterdam kwam toen onder de bekoring van het sportief
kunnen, van den frisschen geest en de energie die van de geheele
vereeniging uit straalde. Die groote populariteit, die schier onaf
gebroken successen, die door geen enkele club in den lande ge
ëvenaard worden, die zijn Ajax heusch niet komen aanwaaien. Daar
voor is ontzaglijk hard gewerkt en daarvoor zijn prestaties geleverd,
op het veld en in de bestuurskamer, die alom respect afdwongen en
die van grooten invloed geweest zijn op de ontwikkeling van de
voetbalsport, niet alleen in Amsterdam, doch ook in geheel Neder
land. Niet alleen in het moderne spel, óók in het aan een nieuwen tijd
volkomen aangepaste clubbeheer, heeft Ajax speciaal vanaf 1916
pionierswerk geleverd, dat voor onze sport van blijvende waarde is.
En dan zijn het niet alleen Joop en Fons Pelser, de Natris. Hordijk,
Brockmann, Gupfert, Couton, van Dort, de Haan, Delsen en de andere
groote spelers uit dien tijd aan wie we denken, doch Willem Geman,
Grootmeyer, de Munnik, Oudheusden, Koolhaas, Elzinger en de vele
anderen die op kleinere posten ook zooveel tot de glorie van Ajax
bijdroegen. En laten we dan vooral good old Jack niet vergeten,
Reynolds de trainer, dien wij den koning van de in Nederland wer
kende trainers zouden willen noemen.
Het noemen van namen is trouwens steeds een ondankbaar geval!
Want hoevelen vergeet men. En dat was het juist bij Ajax: de mannen
voor het groote werk waren er steeds, doch ook het kleine en meer
ondankbare werk werd bij Ajax met groote ambitie en animo ver
richt, ook „de werkers achter de schermen", onmisbaar voor een
organisme als deze groote club, werden steeds gevonden. Naar alle
kanten werd krachtig en eendrachtig gewerkt en de enkele disso
nanten bevestigden slechts den regel.
Over ,,'t grijs verleden" heb ik niet zooveel te zeggen en 't is ook
niet zóó belangrijk geweest. Het onderscheidde zich niet of nauwe-
155