werd, blijkt uit het feit, dat we eens op één Zondag een uit- en een
thuiswedstrijd tegen D.O.S.B. hadden te spelen, hetgeen ons 4 punten
opleverde. De reünies na de wedstrijden, in de gezellige tolhuiszaal,
waren steeds de clou van den dag; de geheele Ajax-familie was daar
dan vereenigd; het ging er meestal lustig toe, althans, als Han
Brockmann voor de vleugel plaats nam en zijn musicale talenten
ten beste gaf. Velen van ons vergaten dan wel eens dat er thuis op
hen met eten werd gewacht; wij aten dan maar ergens in de stad en
zetten na afloop de blommetjes nog eens flink buiten. Voor onze ver
gaderingen, die onder de bezielende leiding van praeses Stempel
(die ons, tot ons leedwezen, zoo vroeg ontviel) en secretaris Dade
(die, zooals ik tot mijn spijt moest vernemen, kort geleden een been
amputatie heeft moeten ondergaan) werden gehouden, hadden wij het
achterzaaltje van café Boer op den Overtoom uitgekozen,- dit zaaltje
was juist groot genoeg om< alle Ajaxieden te herbergen. In mijn bezit
zijn nog eenige foto's, waarop het geheele toenmalige Ajax op één
prentje is vereenigd. Bij het beschouwen dezer foto's, die zoowel
blijde als treurige herinneringen bij mij opwekken, denk ik in de
eerste plaats aan den vriendschapsband dien Ajax toen vereenigde
en waardoor de grondslag werd gelegd voor het succes dat haar
later ten deel viel; terzelfder tijd gaan mijn gedachten uit naar hen
die ons ontvielen en die niet het geluk hebben gehad om het succes
van hun Ajax te mogen beleven.
Een woord van eerbiedige hulde aan wijlen F. Stempel, J. Mool-
huysen, J. Dade en R. Dijkstra is hier wel op zijn plaats. Ik wil hierbij
tevens nog even memoreeren de namen van twee onzer beste krach
ten uit die dagen en wel Chris Holst en Frits Stahlman, die hun
loopbaan resp. in Indië en Australië vervolgden.
Met voldoening denk ik nog terug aan de eerste jaren van Ajax'
bestaan. In de competitie vlotte het buiten verwachting goed en in
het seizoen 1902/03 behaalden wij zelfs ongeslagen het kampioenschap
der 3e klasse N.V.B., terwijl de promotie-wedstrijden ons de zege en
tevens het 2e klasseschap bracht. Het is niet doenlijk onze vreugde
te schetsen na het bereiken van dit prachtige resultaat. Ajax had het
klaargespeeld om in het tijdsverloop van 3 seizoenen van de 2e
klasse A.V.B. naar de 2e klasse N.V.B. te promoveeren. Een geval
dat mij in dit jaar persoonlijk betrof en mij groote teleurstelling
bezorgde, wil ik voor de aardigheid nog even te berde brengen.
Het oficieele Amsterdamsche elftal zou een wedstrijd spelen tegen
het dito Haagsche team. Ik werd voor deze gelegenheid als reserve
aangeschreven. Arie de Graaf, de snelle A.F.C.-speler, die stond op
gesteld, verscheen echter niet op het appèl, zoodat ik tot mijn groote
vreugde moest invallen; toen hij zich evenwel, nadat er slechts heel
kort was gespeeld, kwam melden, moest ik de baan voor hem ruimen.
Wat een sof hè?! Ik heb mijzelf toen maar getroost met de gedachte:
„Mijn kans zal ook nog wel eens komen." Die kans heb ik helaas
nimmer meer gekregen!
Intusschen breidde het Ajax-ledental zich gestadig uit en onder de
nieuwe aanwinsten bevonden zich verscheidene uitnemende krachten,
o.a. de Zaandammer Buys, die mijn plaats in het eerste elftal gedu
rende het seizoen 1903/04 innam. Nadien ben ik nog wel vaak met het
le elftal ten strijde getrokken, maar het was mij om het even voor
welk team ik stond opgesteld; voor mij was de hoofdzaak het voet
ballen en dat voor Ajax; daarbij komt dat ik het steeds heb mogen
treffen dat mijn medespelers ook mijn vrienden waren en wie zou
nog meer willen verlangen.
Ik wil dit korte opstel, dat toch vóóral eenige feiten uit den oèrtijd
van Ajax moet weergeven, besluiten met een paar herinneringen die
mij nog levendig bijstaan.
189