Iels over de spelregels.
(Vervolg Nr. 2)
In een vorig nummer van dit clubblad heb ik een begin gemaakt
met een uiteenzetting van den buitenspel-regel, waarbij ik mij echter
gebaseerd heb op de bepalingen, zooals die officieel golden tot het
begin van deze competitie.
Aangezien met ingang van het nieuwe seizoen de buitenspel-regel
evenwel een kleine doch belangrijke wijziging heeft ondergaan, be
hoeft, vóórdat wij verder gaan, mijn vorig betoog eenige rectificatie.
Volgens de tot voor kort geldende regel n.l. was het een in buiten
spel staande speler niet geoorloofd den bal aan te raken, op welke
wijze dan ook een tegenstander te hinderen, of het spel op eenigerlei
wijze te beinvloeden. Deed een speler iets van dien aard wel, dan
plaatste hij zichzelf hierdoor in een strafbare buitenspel.positie.
De nieuwe buitenspelregel, die aan het begin van deze competitie
officieel van kracht geworden is, verschilt in zooverre van de oude,
dat thans een speler, die zich in buitenspelstand bevindt, niet gestraft
mag worden, tenzij hij volgens de meening van den scheidsrechter,
al dan niet opzettelijk den loop van het spel belemmert, ingrijpt in
het spel van een tegenstander of eenig voordeel uit zijn buitenspel
positie tracht te trekken.
Wordt dus bijv. de bal recht op een in buitenspel, doch niet hinder
lijk staande speler geplaatst, en tilt deze zijn been op om den bal
te laten passeeren, dan is deze speler volgens de nieuwe regel niet
strafbaar, omdat hij den loop van het spel niet belemmert en ook geen
voordeel uit zijn buitenspel-positie tracht te trekken. (Volgens de
oude regel was een dergelijke handeling wel strafbaar).
Eveneens mag volgens deze gewijzigde regel een niet hinderlijk bui
tenspel staande speler, gerust een medespeler die den bal heeft, door
woord of gebaar waarschuwen voor een naderenden tegenstander,-
volgens de oude spelregel was ook dit verboden.
U ziet, oogenschijnlijk een kleine redactie-verandering, maar in wer
kelijkheid een wijziging van ingrijpenden aard, waarmede de spelers
terdege rekening moeten houden.
Resumeerend kunnen wij dus zeggen dat niet alleen de scheids
rechter doch ook het publiek en spelers bij het bepalen van hun
meening omtrent het buitenspel staan er goed op moeten letten:
1. of zoo'n buitenspel staande speler al dan niet opzettelijk den
loop van het spel belemmert;
2. of zoo'n speler ingrijpt in het spel van een tegenstander;
3. of zoo'n speler eenig voordeel uit zijn buitenspel-positie tracht te
trekken.
En wanneer U nu, geachte toeschouwers, 's Zondags op de tribune
zit, en aan de hand van deze 3 gegevens een buitenspelgeval con
stateert, waarvoor de referee niet fluit, weest dan niet boos, en windt
U niet op, want dat is zeer slecht voor Uw gezondheid, maar bedenkt
steeds: ,,de scheidsrechter staat er dichter bij dan ik, hij weet het
beter en zal wel gelijk hebben".
Inderdaad vrienden, veelal is dit ook werkelijk het geval. Want,
zooals ik in mijn vorig betoog reeds gememoreerd heb, bestaan er
nog enkele bepalingen, volgens welke een speler, nooit of te nimmer
buitenspel kan staan. Hier volgen ze:
Het buitenspel staan van een speler mag niet gestraft worden:
1. Indien hij zich op zijn eigen speelhelft bevindt.
2. Indien 2 tegenstanders zich dichter bij hun eigen doellijn bevin
den dan hij.
186