Open brief aan de (C)lub (A)vond (C)ommissie. Beste Meneeren, Als vrouw zijnde broeit er al lang iets bij mij op het hart, hetgeen ik u wilde vertellen en eindelijk zal het er nu eens van komen. U zult het wel druk hebben, maar misschien wilt u toch wel even naar mij luisteren. Wat heeft u eigenlijk een gekke naam, maar enfin, dat kan u ook niet helpen. Nu moet u weten dat mijn Jan ook „ergens in Holland" voor het Vaderland werkt en nu ben ik er pas achter gekomen hoe ook ik die clubavonden mis. Mijn Jan was een trouw, misschien wel de trouwste, clubavondbezoeker en mijn huishouden was daar ook zoo'n beetje op ingericht. Donderdags begon het al „vrouw, wat eten wij morgen", denk er aan op tijd asjeblieft, want het is clubavond". Was er eens een klein huwelijksverschilletje, dan begon dat Donderdags weg te trekken en Vrijdags dan kon je over hem loopen. Een nieuwe hoed of een klein tekort in de huishoudgelden, Vrijdags kwam het voor elkaar. Van kantoor eerst eten en dan begon het: scheren, tan den poetsen, mooie pakkie aan,- waarom eigenlijk, meisjes komen er toch niet op de soos, en hij biljart er of speelt bridge, anders heb ik nooit iets van hem gemerkt. Vroeger kon ik wel eens op hem mopperen, toen de soos nog in de Amstelstraat was, dan wipte hij wel met een paar lui naar den overkant van het plein en werd het wat laat, maar ik kon er vast op rekenen, dan kwam er een „broodje Pekel van Bram" uit zijn zak, en wees dan maar eens kwaad. Eens kwam hij met het enkele papier tje thuis, ze hadden zijn broodje geganneft, zei hij. Moet u ook nog hooren. Op een keer ben ik zoo geschrokken, niet te gelooven. Daar komt hij me thuis met zoo'n knaap van een haas, gewonnen voor 1 dubbeltje op de kien wild of wild kienavond. Die knaap heeft hij toen in de keuken met een touwtje op de stoel vast gemaakt als een hondje dat opzit en pootjes geeft en toen ik dan 's morgens in de keuken kwam schrok ik me naar, mensch, om je te bedoen. Die malle Jan. Broodjes krijg ik 's avonds niet meer, want er is geen broodjes winkel in de buurt van Suisse, maar nu komt hij thuis en heeft, zegt hij, een tijdje aan de Heerentafel gezeten. Dan begint hij de moppen af te draaien, nee maar, om te gillen, zoodat ik voorloopig niet slapen kan, maar het is dan toch wel goed dat de kinderen slapen en ze niet kunnen hooren. Maar wat die C.A.C. nu weer heeft uitgehaald, het is enorm. Voor al die militairen een Ajax-pakje, een pracht idee. Jan kreeg natuurlijk ook zoo'n pakje, een boek, bridgekaarten, sigaretten, scheermesjes, hij was er dolblij mee en ik natuurlijk ook. Nu ben ik van de week wat zuinig geweest in het huishouden en heb ik van mijn „split- erwtenbon" twee dagen snert gegeven, zoodat ik nu voor de jongens ook wat kan doen en heb ik u 1 gulden gezonden, 't is niet veel maar alle beetjes helpen, zeg ik maar. Van die adspirantjes is ook aardig. Kleine Jantje, die ook meespeelt, vertelde tenminste dat die jongens eiken wedstrijd een dubbeltje aan den captain zullen lappen, hij zal 5 cent uit zijn zak betalen maar de andere 5 cent moet ik bijpassen. Als al de elftallen zoo doen dan krijgt de C.A.C. tenminste ook wat in het laadje. Nu meneeren van de C.A.C., ik heb gezegd en gelooft u wel dat ook ik de clubavonden mis en ik blij zal zijn als Jan weer op de soos kan komen. Met vele groeten, DE VROUW VAN JAN. 140

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1939 | | pagina 20