Veertig jaar.
18 Maart 1940.
Over dezen datum wordt nog al geschreven den laatsten tijd. Waar
om zou ik er dus óók niet eens wat over neerkrabbelen? Het zal in
Maart veertig jaar geleden zijn dat er een clubje werd opgericht,
wat een club werd, een vereeniging die voetbalnaam zou krijgen en
voetbalhistorie zou maken.
Ik voor mij reken het nog altijd tot een voorrecht om van die club
lid te zijn. Een vereeniging, waardoor ik nu kan zeggen een prettigen
jongenstijd gehad te hebben. Waar ik prachtige herinneringen aan
heb, waar ik knapen ontmoet heb waar je op aan kon. Prettige wed
strijden hebben we gespeeld, mooie toeren maakten we en hoewel
het nu nog wel zoo zal zijn, kan ik toch van dien tijd wel zeggen,
dat onze vereeniging toen een vriendenclub was.
Het tweede en derde elftal uit den glorietijd! Pracht elftallen. We
worden te oud om namen te noemen, maar tochwe herinneren
ons véél als ik zeg: „Kerstmaaltijd bij Philips", „de Klanderij met
Paschen", „Dancing in Vlissingen", „Blondje". Zoo is er nog veel op
te noemen wat wij Ajacieden mochten meemaken, méér dan wellicht
spelers uit andere vereenigingen ooit zullen meemaken.
Als ik me de laatste clubbladen goed herinner, dan zijn er momen
teel schijnbaar veel menschen in onze ouwe club, die zich erg druk
maken over een kampioenschap in 1940.
Waarvoor? Het zou misschien wel aardig zijn als er een combinatie
van zoo iets mogelijk bleek, maar het doet aan de zaak verder
niets af.
Voor mij is het veel belangrijker dat we zooveel talentvolle jon
geren hebben, die misschien onze club over eenige jaren reeds daar
zullen brengen, wat voor het volgend jaar door velen gewenscht
wordt.
Stel je voor! Ons kampioenschap is nu vrijwel weg, ons terrein
record in duigen en dan zóó jubileeren. Toevallig nu door onze stad-
genoote Blauw-Wit, wellicht de aanstaande kampioenen. Ik misgun
het ze niet, zelfs vind ik het jammer dat Blauw-Wit een goed jaar
meemaakt in een seizoen, dat niets officiééls heeft. Zoo aardig lijkt
me dat niet, juist nu ze een goede ploeg hebben, om dan van een
noodcompetitie nummer één te worden. Doordat ik nu geen Amster
dammer meer ben, zie ik natuurlijk haast geen wedstrijden meer.
Zondagsavonds om 5 uur de radio en de andere morgen het cou
rantenverslag, dat is zoowat alles. En dan las ik in het verslag van
den laatsten wedstrijd dat er nogal eens tegen de lat en den paal
was geschoten.
We hadden dus toch nog kunnen winnen?
Natuurlijk, als....
Dus toch een pechclub?
Weet je Marius, wat mooi zou zijn in Maart?
Als onze vereeniging eindigt in de middenmoot en jij het als Voor
zitter op onze jubileum-receptie te druk zult hebben om al die ver
tegenwoordigers van bevriende vereenigingen te antwoorden. Die
komen dan niet voor een kampioenschap.
Maar voor iets wat belangrijker is, die komen dan met hun wen-
schen bij het bestuur van een vereeniging die dikwijls genoeg kam
pioen, maar daarbij tevens in onze sport toonaangevend was en voor
vele clubs leerzaam spel mocht te zien geven.
En zonder kampioenschap kunnen het ook in Maart nog leuke
dagen worden, of niet?
Er zit „ergens" een buitenmannetje, dat zich daarop nu reeds ver
heugd! JACK.
138