Clubleven. pioen von Nederland zullen worden. Wij weten, dat deze belofte na gekomen zal worden, maartoch willen wij er hier nog even op attendeeren, dat onze tegenstanders, o zoo graag, ons den voet dwars willen zetten. Wij weten ook, dat wij hiermede geen nieuws vertellen en dat Anderiesen en zijn mannen heusch geen „vreem delingen in Jeruzalem" zijn. Maar tochthuis twee maal een gelijk spel, dat gaat nieten daarom „hoe zit het eigenlijk mannen?"Maart 1940, Ajax 40 jaar! Ajacieden, denkt daar aan! BROWN. Twee ontroerende feiten hebben ons clubleven in de afgeloopen weken beheerscht. Daar was in de eerste plaats het mysterie van den dood, dat ons zoo kort na het overlijden van vriend Hommes, wederom tezamen bracht aan de groeve van een edel mensch en trouwen clubvriend, K. Kooiman, die na een zeer kortstondige ziekte van ons is heen gegaan. Wat het verscheiden van deze sympathieke figuur voor velen is, kwam tot uiting bij den gang naar zijn laatste rustplaats. Diep ge schokt en diep ontroerd waren velen in de Aula van Zorgvliet bijeen gekomen om nog eenmaal door gedachten verbonden te zijn met hem, die voor velen, waarmede hij in aanraking kwam, een waar vriend geweest is. Zooals in vele kringen, laat Kooiman, die vaak als „Dr. Weetal" zijn paedagogische adviezen in ons Clubblad gaf, ook in onze ver- eeniging een groote leegte achter. Hij werkte op een plaats, voor ouderen onopgemerkt, maar zeer geliefd door de jeugd. Het zal ontzettend moeilijk zijn, zijn plaats weder te doen vervullen. De slag is voor ons clubleven dezen keer zwaar aangekomen. Wij blijven hem met dank voor alles wat hij voor Ajax deed, gedenken. Het mysterie van den dood en het leven blijft ons gevangen hou den en terwijl wij het heengaan van een dierbaren afgestorvene be treuren en beweenen, dwingt het leven ons, onze gedachten op het leven te richten. Mogelijk kunnen wij daarom het bewijs van het gevoel van saamhoorigheid in onze vereeniging zooveel te meer waardeeren, dat wij ervan met ontroerende beteekenis, zij het dan in tegenstelling met het bovenstaande, mogen gewagen. De spontane giften in naturae welke de Clubavondcommissie na onze suggestie in het laatste Clubblad, mocht ontvangen, stelden haar in staat reeds Vrijdagavond d.a.v. een dertigtal pakketten aan onze gemobiliseerden te zenden. Eens te meer heeft onze vereeniging bewezen een vriendenclub te zijn en wij zeggen den GEVERS PIONIERS onzen hartelijken dank. Als nu de MAANDELIJKSCHE CON TANTEN gaan vloeien, kan dit werk voortgezet worden, om te wor den tot een blijvend getuigenis van onze verbondenheid. d. J. Geboren: BOB Zoon van M. BREMER en B. BREMER—KARP. Amsterdam, 30 October 1939. Noorder Amstellaan 67. Tijdelijk adres: Spinoza Ziekenhuis. Aan Mevrouw Bremer en onzen redacteur onze hartelijke geluk- wenschen. Red. 72

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1939 | | pagina 8