Ajax-A.D.O. Impressies. „Na de opsomming van die zwakke punten aan D.W.S.-zijde, zal „men begrijpen, dat A.D.O. zeer veel goeds geleverd moet hebben, om „den totaal-indruk van de match nog zoo gunstig te maken," schreef de „Telegraaf'-reporter in zijn verslag van den wedstrijd D.W.S. A.D.O. Nu wij de overwinnaars van de club uit den Spaarndammer- polder op ons eigen veld aan den arbeid hebben gezien, kunnen wij de meening van genoemden scribent volkomen onderschrijven. Inderdaad, de A.D.O.-ploeg heeft blijk gegeven, zeer veel goeds te kunnen leveren. De Hagenaars spelen een fiksche partij voetbal, voelen elkander goed aan en beschikken over een paar uitstekende schut ters. Hun verdedigingslinie is van zessen klaar, de halflinie weet van wanten en de voorhoede bestaat uit een stelletje rappe knapen, die zich heusch niet geneeren, om met harde schoten den doelman der tegenpartij eenige gezellige oogenblikken te bezorgen. Keizer kan er van meepraten en heeft meerdere malen zijn handen kunnen koes teren aan een, op zijn heiligdom afgevuurde, Haagsche „hotkiss". (Het ging je, niettegenstaande de twee A.D.O.-doelpunten, weer best af, Gerrit!) Toch willen wij niet beweren, dat het spel van A.D.O. ons heeft ge- imponeerd. Het is geen voetbal, zooals wij dat zoo gaarne zien voetbal waarvoor je warm loopt, voetbal, dat je boeit, dat je 90 mi nuten lang inpalmt en dat je doet verlangen naar meer. Het is te veel gebaseerd op hard werken, heel hard werken en heel veel en thousiasme. Het is naar onzen smaak te bonkig, zonder schoonheid ente hard. Het gaat alles volgens een bepaald recept, zonder variatie, zonder eenige fantasie. En het pleit dan aok niet voor de spelopvatting der Hagenaars, dat zij van dit Ajax-elftal wat zijn wij nog deerlijk van slag af niet hebben kunnen winnen. Het zij verre van ons, om te verkondigen, dat dit A.D.O.-elftal niet in aanmerking komt voor den eeretitel, integendeel de heeren uit Den Haag maken o.i. een beste kans doch, om het nu eens niet dicht bij huis te zoeken, over een kampioensploeg, zooals b.v. „Feijen- oord" indertijd bezat, beschikken zij zeer zeker niet. Een op volle oorlogssterkte en in vorm zijnd Ajax had vast en zeker veel meer bereikt, dan een gelijk spel. Maar ons elftal is, zooals reeds eerder door ons naar voren gebracht, nog steeds niet op dreef. Dik Been en Henk Blomvliet vormen nog lang niet de hechte achterhoede, zoo als wij die het vorige seizoen zoo vaak hebben kunnen bewonderen. In de halflinie gaat het tot nu toe ook nog niet zooals wij het jaren lang gewend zijn geweest. De individueele prestaties van Loois en Anderiesen Hordijk schakelen wij hier even uit (je hebt wederom een beste partij gespeeld, Jaap!) zijn nog best.... vooral wat betreft hun verdedigende taak. maar het alles overheerschende is momen teel uit het spel van Wim en zijn rechtervleugel-adjudant verdwenen. Er waren echter in het laatste gedeelte van den strijd symptomen, die er op duidden, dat onze captain „den goeden zit" weer te pakken krijgt. Dit kwam vooral tot uiting tegen het einde van de match, toen A.D.O. nog steeds de leiding had en het ontgaan van een nederlaag, voor ons een kwestie van tijd begon te worden. Wij op de tribune, laten wij het eerlijk bekennen,- wierpen om de minuut een blik op de wijzerplaat en de gedachte „we redden het niet meer" won meer en meer veld. In die periode kwam bij Wim de oude vechtlucht weer boven en dank zij zijn stuwend werk, ontsnapte Ajax aan de nederlaag. Van Wijngaarden verdiende den dank der Ajax-natie, door met een fraai doelpunt, dwars door een woud van A.D.O.-ers heen, ons uit de impasse te helpen. Wat onze voorhoede betreft, hadden wij heden geen reden tot 70

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1939 | | pagina 6