en komt dus ook 9 maal in het veld. De ontvangende partij heeft de keuze, waar zij mede beginnen wil en geeft er meestal de voor keur aan het eerst in het veld te gaan. Van de veldpartij komen alle 9 spelers tegelijk in functie. Eén is de werper en plaatst zich in het vierkant op de werpplaat, no. 2 is de vanger en stelt zich op achter het thuishonk. No. 3 de 1ste honkman, no. 4 de 2de en no. 5 de 3de honkman; hun plaats is in de buurt der resp. honken. Een zesde speler is de korte-stop en staat tusschen het 2de en 3de honk. De resteerende 3 spelers staan op grooteren afstand van het thuis honk verdeeld over het veld. Alle spelers hebben een handschoen en wel aan de hand, waarmede zij niet gooien. De vanger draagt een heele uitrusting: een masker, een borstbeschermer, beenbescher mers en een groote, dik opgevulde vangershandschoen. Achter den vanger staat de hoofdscheidsrechter, eveneens voorzien van masker en borstbeschermer. Ergens in het veld staat nog de veldscheids- rechter. Aan slag. Ondertusschen heeft de aanvoerder van de slagpartij de namen van zijn spelers in een bepaalde volgorde op de score-kaart gezet. No. 1 van deze lijst komt het eerst aan slag en stelt zich, gewapend met een slaghout, op naast het thuishonk. Nu kan het spel beginnen. De werper begint te gooien en wel zóó, dat de bal over eenig deel van het rubber thuishonk gaat en den slag passeert tusschen knie- en schouder-hoogte. In de wijze van gooien is hij geheel vrij. Slaat de slag naar den bal, dan geldt het voor slag, slaat hij er niet naar, dan beoordeelt de hoofdscheidsrechter, of de bal op goede hoogte zooals voorgeschreven over het thuis honk gaat. In dat geval roept hij „slag" af; was de bal naar zijn oordeel te hoog of te laag of ging naast en niet over het thuishonk, dan roept hij „wijd" af. De vanger vangt den bal, als de slag mist of als hij niet slaat en werpt hem naar den werper terug. Op eiken goedgeworpen bal probeert de slag te slaan en wel zóó, dat de bal neerkomt of rolt buiten het bereik van de spelers van de veldpartij. Gelukt het hem den bal te raken en komt deze neer binnen de foutlijnen dat zijn de lijnen getrokken van het thuishonk over resp. lste en 3de honk dan moet hij loopen en trachten zoo snel mogelijk op het lste honk te komen. Het is nu de taak van de veldpartij den bal te stoppen en bliksemsnel naar den eer sten honkman te werpen. Is deze in het be zit van den bal eerder op het lste honk dan de looper, dan is de looper uit. Gaat de bal de lucht in en wordt hij gevangen zonder den grond geraakt te hebben, dan is de slag uit. Slaat de slag 3 keer mis en de vanger houdt den bal na den derden misslag in z'n hand schoen, dan is de slagman eveneens uit. Is no. 1 van de slaglijst op een van deze manieren uit, dan komt no. 2 aan de beurt, enz. Zoodra er 3 spelers uit zijn, wordt er gewisseld: de slagpartij gaat in het veld en de veldpartij komt aan slag. Nemen wij voor een oogenblik aan, dat het iemand van de slag partij gelukt is den bal ver weg te slaan en veilig het lste honk te bereiken. Het is nu zijn taak om te trachten, terwijl een ander van z'n partij aan slag is, naar het 2de honk te komen, vandaar naar het 3de om ten slotte het thuishonk te bereiken. Eerst dan heeft hij één punt voor z'n partij gemaakt. Hij behoeft met loopen niet te E. Bleesing 26

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1939 | | pagina 26