Hei is gelukt
Ja, inderdaad, het is gelukt. Wat? Natuurlijk het behalen van het
zevende landskampioenschap. Voor de zevende maal heeft ons „dier
baar rood en wit" de gouden plak veroverd, voor de zevende maal
k'on men in alle kranten en sportbladen lezen, dat Ajax kampioen
was, voor de zevende maal kon men de kampioensvlag hijschen,
zeven maal, ja.... Ajax is voor de zevende maal kampioen!
Wanneer U deze regelen zult lezen, kunt U zich misschien nog
vaag herinneren, dat (het is nu al ruim een maand geleden) de muren
van het Ajaxstadion op hun grondvesten stonden te trillen van het
gejuich, dat de toeschouwers aanhieven, toen de scheidsrechter het
eindsignaal van den wedstrijd floot. Een voorbeeld, dat een paar
uur later door de muren van „Kras" prompt werd nagevolgd, want
daar werd die overwinning, die het kampioenschap tot een feit had
gemaakt, nog eens „dunnetjes" overgevierd. En de voorspelling, die
voorzitter Koolhaas eenige seconden na den wedstrijd door de radio
deed, is ten volle uitgekomen, want ze hebben inderdaad de bloe
metjes flink buiten gezet, hetgeen hen (de spelers natuurlijk) heele-
maal niet kwalijk werd genomen. Na een zoo lang en vermoeiend
seizoen hadden ze immers wel een kleine belooning verdiend?
Aan spanning heeft het in die competitie ook al niet ontbroken,
want zelfs tot in den laatsten wedstrijd kon men zich, ondanks het
feit, dat de Ajaxpapieren goed genoteerd stonden, afvragen: „Zal
het nog lukken?" Maar toen de stand 20 was en de voorsprong
zelfs nog tot 30 werd vergroot, ja, toen kon men zichzelf het ant
woord op deze vraag geven, want.... het was gelukt!
Als een loopend vuurtje verbreidde zich het nieuws door de Meer,
waarvan zoovele bewoners in het lief en leed van Ajax deelen, toen
door het overige gedeelte van ons goede oude Amsterdam, vervol
gens door Nederland en zelfs het buitenland en de overzeesche ge
westen, waar ook de Ajaxvrienden nog met Ajax meeleven, namen
er nota van (zij het ook niet denzelfden dag), dat die club uit Am
sterdam, dat Ajax, het toch maar weer geleverd had kampioen van
Nederland te worden. En hoewel trainer zoowel als elftal reeds tal-
looze malen zijn toegesproken en gehuldigd voor hun doorzetten
en vechten voor dat zoo vurig begeerde kampioenschap, tóch wil ik
hier nog eenmaal een woord van dank en hulde uitspreken.
Zeker, het is niet steeds van een leien dakje gegaan, wij hebben
hem op de tribune wel eens „zitten knijpen" en ze hebben het kam
pioenschap niet op een presenteerblaadje aangeboden gekregen,
maar al die feiten maken slechts, dat de prestatie nog grooter wordt
geacht. Na een verwoed gevecht zijn ze eindelijk als overwinnaar
uit het strijdperk getreden. Enverdiend!!!
Veel wil ik hier niet meer aan toevoegen, want het lag aanvan
kelijk heelemaal niet in mijn bedoeling over het kampioenschap doch
over het aanstaande seizoen te schrijven, maar dat zullen wij dan
maar bewaren voor een volgend clubblad. En dat ik tenslotte tóch
op dat kampioenschap gekomen ben? Ja, wie wil daarover, ondanks
zijn voornemen, zijn hart niet eens luchten?
Ik wil nu dan ook eindigen met den wensch uit te spreken, dat aan
het eind van het seizoen 1939-1940 het trotsche record van de oud
eerste-klasser H.V.V. door Ajax geëvenaard zal zijn.
Good luck, boys! D. C.
In deze trouwe supportster hebben we dus thans een even trouw
medewerkster aan ons clubblad gekregen. Red.
330