maar wat heeft hij daar een spijt van gehad! Want het is te be grijpen, dat hij den volgenden dag het middelpunt der plagerijen van alle Arsenal-spelers was. „Op de wip". Trouwens, de „dutchman" moest het wel meer ontgelden. „All good goalkeepers are daft" (alle goede keepers zijn gek), zeide Alec James eens tegen hem, waarop hij vuur en vlam vatte en zichzelf en zijn collega's doelverdedigers heftig verdedigde. „But Jerry, I only mean good ones" (Maar Gerrit, ik bedoel alleen maar goede keepers), ant woordde James daarop en Keizer zat weer eens „op de wip", onder groote vroolijkheid der andere spelers, die het echter geen van allen kwaad meenden. Het was meer kinderlijke plagerij, waarmede deze profs zichzelf en de anderen trachtten te vermaken om er op deze wijze de stemming in te houden. Het groote succes, dat Arsenal juist in dien tijd begon te krijgen, was dan ook voor een groot gedeelte aan den goeden clubgeest en de verstandhouding van bestuur tot spelers te danken. Dat Keizer wel degelijk onder de goede keepers gerangschikt mocht worden, bleek wel uit het feit, dat hij niet minder dan 17 maal het doel van Arsenal verdedigde. En wanneer de Arbeidswet het Arsenal niet zoo moeilijk gemaakt zou hebben, zouden hier ongetwijfeld nog vele wedstrijden bij gekomen zijn. Keizer besloot echter maar naar lagere regionen af te zakken, omdat hij daar niet zóó in de gaten zou loopen. Zoo kwam hij in het seizoen 1930/1931 door bemiddeling van Chapman bij Charlton terecht, dat toen nog in de tweede divisie speelde. Het beviel hem daar niet zoo erg, zoodat hij het jaar daarna maar weer een andere vereeniging opzocht: nu wilde men den oud- Arsenal keeper overal graag hebben. Hij koos toen de Queenspark Rangers uit, voor welke club hij tot zijn terugkeer naar Holland is blijven spelen. Hoewel Keizer zijn voetbalopleiding in Ajax begonnen is, is het ioch begrijpelijk, dat hij in Engeland nog veel geleerd heeft. Het prof-voetbal daar is veel harder dan hier en vooral de doelverde digers merken dat vaak aan den lijve. Gebeurt het bij ons in Holland nog veel, dat een keeper heelemaal niet aangevallen wordt, een Engelsche „goalie" kan er steêvast op rekenen, dat hij terstond twee, drie spelers voor zich heeft, die meteen probeeren hem met bal en al het doel in te werken. De methode om zichzelf uit deze kluwen spelers te redden en de tegenstanders van zich af te schudden, heeft Keizer in hoofdzaak van den bekenden Arsenal-trainer Tom Whittaker geleerd. Keizer is in hart en ziel een verwoed Ajacied. Hij is een der velen, die reeds als jongetje een groote bewondering voor ons aller Rood- en-Wit had en wiens grootste illusie het was zelf nog eens voor Ajax te mogen spelen. Bij alle thuiswedstrijden van Ajax was hij op de staantribune achter het doel te vinden. En zoo iemand als Keizer, die zóó warm voor zijn vereeniging kan loopen, wordt dikwijls door het publiek voor koud en onverschillig uitgekreten! Wij weten echter beter en ieder, die hem kent, weet beter. Keizer is een doelverdediger, die uit het goede hout gesneden is: hij gaat ondanks zijn schijnbaar onverschillige houding geheel in zijn werk op. Logisch is het dan ook, dat hij het doelverdedigen het prachtigste vindt, wat er bij voetbal bestaat. Ongetwijfeld zal hij nog menigmaal de toeschouwers van schrik laten rillen 28 jaar zijnde, kan hij nog lang mee maar het moet nog de eerste maal worden, dat hij op die manier een bal laat passeeren. Keizer is een doelverdediger, die met eere in de rij der groote Ajax-spelers ge noemd mag worden. 212

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1939 | | pagina 4