Ons afdeelingskampioenschap. Sinds 30 October van het vorige jaar heeft ons eerste elftal niet meer verloren. Zondag 12 Maart 1939 zal een dag blijven, waaraan een ieder die het goed met Ajax meent, nog héél lang met groote vreugde zal terugdenken. Dien dag n.l. werd ons afdeelingskampioenschap een feit, en een heel prettig feit, want het zal toch zelden zijn voorge komen, dat onze geheele vereeniging zóó blij geweest is met een kampioenschap als met dit. Immers, door den wat slechten start van ons eerste in deze competitie, begon men van vele kanten eenigszins smalend op Ajax neer te zien. „Wij konden het niet meer, wij telden niet meer mee", enz. Nu, men mag veel van Ajax zeggen, maar wanneer men al dan niet gemeend gaat beweren, dat Ajax niet meer voetballen kan, dat Ajax' groote en roemruchte rol vooreerst uitgespeeld is, ja, dan vliegt ieder rechtgeaard Ajacied op, „hapt" desnoods, doch hij bijt in ieder geval van zich af. Dat zullen we allemaal enkele maanden geleden wel eens meegemaakt hebben en mede daarom hebben we met ons eerste elftal inniger meegeleefd, dan anders misschien het geval geweest zou zijn. Ajax I vocht niet alleen voor zijn eigen kans, Ajax I verdedigde ook ons aller voetbal-eer. Zóó was het en daarom waren we allemaal zoo verheugd, dat op 12 Maart datgene een feit werd, waarop onze vereeniging qua pres taties recht had. Thans was het ons aller beurt en wie is er, die 's Maandags op kantoor, school, fabriek, winkel, enz. niet met trot- schen blik binnen kwam loopen met de onuitgesproken misschien ook wel hardop geuitte vraag van: „Nou, lusten jullie nog wat?" Dat was een van de mooiste oogenblikken voor ons allen, die stille wraak op de menschen, die o zoo gauw met hun spot klaar staan, als het ook maar eens één oogenblikje iets minder goed met Ajax gaat. Dat was ook één van die mooie oogenblikken, waarop men weer beseft welk een voorrecht het is lid van Ajax te mogen zijn. Want het is Ajax, dat ons zulke mooie oogenblikken in het leven geeft. Het is Ajax, het is ons geheele eerste elftal, het bestuur en de elftal-commissie met trainer Reynolds erbij, die den dank der geheele vereeniging verdienen voor dit kampioenschap. Ieder op zijn gebied heeft gewerkt, heeft geploeterd om dezen afdeelingstitel te ver overen, de één door zijn prestaties op het groene veld, de ander door zijn wijze adviezen, een derde door zijn leiding geven en optimisme. De grootste optimist. Nu we het toch over optimisme hebben: weet men, wie de grootste optimist in Ajax is? Wie was het, die er steêvast op rekende, dat Ajax kampioen zou worden, ook toen er van een groot herstel in spel nog geen sprake was en de achterstand nog vier punten be droeg? Dat was voorzitter Koolhaas, die zijn spelers en zijn club als geen ander kennende, een ieder, die er over begon, trachtte te over tuigen van een naderend Ajax-kampioenschap! Ongetwijfeld heeft deze „massa-suggestie" een zeer gunstig resultaat gehad, in ieder geval er voor gezorgd, dat er geen moment in onze vereeniging een deprimeerende stemming heeft geheerscht. „Club-optimist num- mero 1" is een prachtige eerenaam voor Koolhaas. Veel meer zullen we over dit kampioenschap hier nu niet zeggen. Op den huldigingsavond in Kras is er door anderen reeds genoeg gezegd en wat 186

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1939 | | pagina 10