Some Senses and some Nonsenses Zoo langzamerhand begin ik mezelf een reuze voorspeller te vin den; dit seizoen is het tenminste al heel sterk geweest, want al mijn voorspellingen zijn prompt uitgekomen. In het vorige nummer promo veerde ik V.U.C. tot reuzen-dooder, die op één wedstrijd na (natuurlijk tegen Ajax) alles zou winnen en ziet, het wonder schijnt zich te vol trekken. Als first class renpaard heeft Ajax steeds in derde en tweede positie gelegen, om nu tegen het seizoeneinde de leiding van Feijenoord over te nemen. Het gaat dus allemaal prima, prima, alleen hebben we volgens mij de leiding nog iets te vroeg overgenomen. Niet dat dit geheel onze schuld is, neen, per slot van rekening moesten we door het struikelen van de Rotterdammers wel naar voren, maar toch had ik ons paardje liever in Haarlem vijf minuten voor het einde met hoofdlengte zien winnen. Enfin, Ajacieden, nu het eenmaal zoo geloopen is, moeten jullie nog maar even doorbijten, misschien kunnen we er zelfs nog met borst- lengte van majcen; het is maar voor de veiligheid weet je. „Die Piet van Reenen kan er toch nog wel wat van," zei ik tegen mijn „verloofde", „die knaap heeft tenminste twee beenen." „Daar hoor ik van op," was het antwoord van Arrabella, „ik dacht dat ze allemaal twee beenen hadden." „Bij ons tenminste wel, maar geloof me gerust, dat je dat van iederen voetballer niet kan zeggen, bovendien heeft Piet een hoofd, en dat gebruikt hij." „Zoo een hoofd heeft hij ook, het gaat toch ver ook met de tech niek," merkte Arrabella op, „ik zou die andere voetballers wel eens willen zien; je denkt zeker, dat ik dat allemaal maar zonder meer slik. Maar vertel me eens, wie is die Piet van Reenen eigenlijk?" „Kijk eens, leelijk, (ik zeg altijd leelijk tegen een meisje, dan worden ze kwaad: een teeken dus dat ze je gelooven. Zeg schoonheid, en ze veronderstellen dat je ze voor het lapje tracht te houden), dat is dat knappe kereltje, daar ongeveer in het midden." „Dan weet ik nog niets, want ik vind ze bij Ajax allemaal even knap," luidde de repliek. „Daar heb je nu eindelijk eens gelijk aan, natuurlijk zijn de Ajacie den allemaal knappe kerels, anders nemen ze je daar trouwens niet eens als lid aan." Zoo, dat had ik nu eens even fijn opgeknapt. „En jij vertelde me gisteren, dat je al zoo lang lid van Ajax bent; hoe ben jij er dan in gekomen." Natuurlijk had ik toen kunnen zeggen, dat ons bestuur vroeger zoo nauw niet keek, maar per slot van rekening zou dat voor de oudere leden niet zoo leuk geweest zijn. Daarom heb ik van verschillende kwade dingen het minst erge gekozen en heb mijn „verloving" maar weer eens verbroken. Na zwervende binnenspelers, heb ik nu ook gelezen van zwervende halfbacks, en ieder oogenblik verwacht ik iets van een zwervende keeper te vernemen. Waarvan U echter waarschijnlijk nog nooit als zwerver gehoord heb, is de zwervende toeschouwer. Bij AjaxV.U.C. ben ik in deze kwaliteit naar voren getreden. Om te beginnen moet U weten, dat ik in het bezit ben van een officieele parkeerkaart; dat het officieele parkeerterrein geheel bezet was, kan Ajax niets aan doen, alleen is het verbazend lastig, vooral als je er zooveel vreemdelingen tusschen ziet staan. Ik kwam toen ongeveer in Diemen terecht, waarmede mijn rol van zwerver een aanvang nam. Op de tribune alle zitplaatsen bezet; geen nood, ik mag op het 154

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1939 | | pagina 10