speler van de tegenpartij, die echter niet naar de kleedkamer ge
zonden werd.
We herinneren het ons allen nog wel: het was in de tweede helft,
dat Looys waarom het te verzwijgen Mijnders nog al hardhan
dig aanviel, wat scheidsrechter van Welzenes blijkbaar ontging. Ver
woed trapte Mijnders na, erger, veel erger zelfs, dan Been had ge
daan. Dat zag de scheidsrechter wel en direct floot hij. Volgens
duidelijke waarnemingen maakte hij met de hand aanvankelijk een
beweging naar de kleedkamer, maar vermoedelijk aanvoelend hoe
de vork in den steel zat, veranderde hij dit gebaar oogenblikkelijk
in een wuivende beweging, aanduidende, dat er een vrije schop
door Ajax genomen moest worden.
Toen wij dat zagen, hadden we bewondering voor scheidsrechter
van Welzenes. Hier stond een arbiter in het veld, die de situatie aan
voelde, die niet scheidsrechterde „precies volgens het boekie", maar
die dit toch geheel en al volgens de bedoeling van het spel deed. Vóór
en na dit moment zat er bij Mijnders geen enkele onsportieve ge
dachte en waarom zou het dan noodig zijn geweest dezen speler als
een misdadiger het veld uit te sturen, den wedstrijd daardoor boven
dien nog te bederven, den speler voor enkele wedstrijden op non-
actief te stellen en D.F.C. geheel onrechtvaardig ten zwaarste te
dupeeren door het verlies van een zijner sterkste spelers? En toch zou
dit allemaal gebeurd zijn, indien een scheidsrechter Castelyn in het
veld gestaan had. D.F.C. en Mijnders mogen van geluk spreken, dat
dit niet zoo was.
Niet de eenige.
Maar over willekeur gesproken! Wij zitten er ondertusschen maar
mee en dat is juist het onbillijke van het geval. En nu behoeft men
heusch niet te denken, dat scheidsrechter van Welzenes een uitzonde
ring op den regel vormt en dat dus alle spelers, die „volgens het
boekie" van het veld gestuurd moeten worden, ontijdig de kleedkamer
kunnen opzoeken. Leest U slechts, wat de „Revue der Sporten enkele
weken geleden schreef:
Een zeer betreurenswaardig incident geschiedde bij SpartaH.B.S., omstreeks het
midden van de tweede helft, toen de Haagsche linksachter zich danig vergat.
Deze overigens toch zoowel in de voetbal- als in de cricketwereld gunstig bekend
staande sportsman liep op een gegeven moment tegelijk met den Rotterdamschen
middenvoor Voormolen in de richting van het Haagsche doel. De Rotter
dammer trachtte zich met een duw van den H.B.S.-back te ontdoen, waarop deze
een weinig inhield om zijn tegenstander daarna in volle vaart met de hand een
harden duw in den rug te geven. Voormolen tuimelde voorover en het scheelde
een haar, of hij vloog met het hoofd tegen den goalpaal. Ware dit gebeurd, dan
zou de H.B.S.'er natuurlijk ontzettend veel spijt van zijn daad gehad hebben,
maar thans liep hij nog boos te gesticuleeren hetgeen scheidsrechter Boeree,
die vrij slap leidde, tot ieders verwondering toeliet, zonder den delinquent zelfs
maar een waarschuwing te geven, hoewel hij de overtreding, blijkens het toe
kennen van een strafschop, wel degelijk had geconstateerd. Zonder twijfel was
dit een duidelijk geval van „gewelddadige handeling", zoodat de H.B.S.'er van
het veld gestuurd had moeten worden.
(De naam van den betrokken H.B.S. speler hebben wij weggelaten. Red.
Ajax-Nieuws).
Over willekeur gesproken! Maar denkt U nu niet, dat er alleen bij
het uit-het-veld-sturen willekeur heerscht. Ook in de rechtspraak is
dat het geval. Niet mogelijk, zegt u? Oordeelt U dan maar zelf door
het geval Been te vergelijken met een andere kwestie, waarin we den
naam van den betrokken speler niet zullen noemen. De overtredingen,
door dien speler begaan, zetten we hier links onder elkaar en rechts
„de misdaad" van Been:
118