Onze K. N.V. B.-elfiallen.
Het meest verblijdende in een vereeniging wordt het zoo vaak
genoemd, wanneer het met het eerste elftal bijzonder goed gaat,
wanneer overwinning op overwinning geboekt wordt, zoodat het
kampioenschap voor het grijpen ligt. Toch is dat niet alles, want
waar bestaat de kracht van een club uit, die met een zeer sterk
eerste elftal verschijnt, maar wier lagere elftallen niets presteeren?
De hechtste vorm eener vereeniging is natuurlijk een combinatie van
beide, dus een krachtig eerste met sterke reserve-teams. In die
omstandigheid heeft Ajax nu al een lange reeks van jaren verkeerd-
En thansis dat nog het geval, ondanks het feit, dat ons eerste
elftal met drie punten achterstand op Feyenoord op de vierde plaats
staat. Tenslotte kan er maar één elftal kampioen worden en de kans,
dat Ajax dat zal zijn, is nog lang niet verkeken, dat staat vast! Na
tuurlijk mogen er dan bijna geen punten meer verspeeld worden,
mag de achterstand op onze Rotterdamsche concurrenten in geen
geval grooter worden. Bovendien zullen ook D.O.S. en V.S.V. nog
een hartig woordje meespreken in den strijd om den afdeelingstitel.
Uit bovenstaande regelen spreekt misschien een optimisme, dat
niet door iedereen gedeeld zal worden. En toch mogen we optimis
tisch zijn, al ontbreekt er momenteel nogal het een en ander aan ons
eerste elftal om het een kampioensteam te doen zijn. In hoofdzaak
is het de voorhoede en dan in het bijzonder het binnentrio
waarin veel te verbeteren is. En hoewel de noodige wijzigingen,
waartoe de elftalcommissie in de wedstrijden tegen V.S.V. en R.F.C.
was overgegaan, niet alle terstond verbeteringen bleken te zijn,
zijn we toch van oordeel, dat het euvel, waaraan onze ploeg thans
nog mank gaat onproductiviteit spoedig verholpen zal zijn. En
waar de achterhoede en middenlinie best functionneeren, zou dan
alles weer O.K. zijn.
Waarom wij veronderstellen, dat onze voorhoede, hoe deze dan
ook zal zijn samengesteld, weer spoedig voor enkele doelpunten
per wedstrijd goed zal zijn? Wel, eenvoudig, omdat Ajax altijd doel
punten heeft kunnen maken en er in onze reserve-elftallen ook nu
nog lustig op los gescoord wordt. Dat bewijst ons, dat de onproduc
tiviteit van het moment slechts een tijdelijke is, die doordat het goede
materiaal voorhanden is wel vlug door de elftal-commissie en Rey
nolds weggewerkt zal worden. Laten wij het allen daarop houden, dat
is beter dan onnoodig pessimistisch te zijn.
Na bovenstaande uiteenzetting zullen we kort zijn over de twee
wedstrijden, die het eerste in de afgeloopen weken gespeeld heeft,
daar het nu duidelijk is, waar onze zwakte lag: in de onmacht om
doelpunten te maken. Tegen V.S.V. was het zelfs zóó erg, dat Wim
Anderiesen er bij moest komen om het de beslissing brengende doel
punt uit een hoekschop in te koppen. Hoe lang heeft hij daar nu al
niet op geloerd? Met 31 wonnen onze jongens dezen in prettige
verstandhouding gespeelden wedstrijd.
Het is merkwaardig, dat een bepaalde wedstrijd een vereeniging
niet kan „liggen". Zou de uitwedstrijd tegen R.F.C. zoo iets voor ons
worden? Het vorige jaar verloren we daar den „mistwedstrijd", ter
wijl we het nu niet verder dan een gelijk spel (11) brachten en dat,
ondanks een voortdurende meerderheid. Ons jeugdig binnentrio, be
staande uit de gebr. ter Horst en Fraenkel, bleek echter het gewone
spel, dat zij in de lagere elftallen gewoon zijn te spelen, zelfs niet
te kunnen benaderen. Was dit wél zoo geweest, dan hadden we
gewonnen en waren we door Feyenoord's nederlaag tegen V.S.V.
op twee punten achterstand van de leiders gekomen.
52