Maar weldra is de aandacht algemeen voor het spel. Hoe groot
hun eerbied ook voor de eerste Ajax-spelers is, ze sparen hier op
de tribune hun afgoden geenszins hun critiek.
„Zoo vind ik het een möörd-partijtje voetbal!"
„Die houdt-ie veel te lang bij zich!"
„Alleen dan.... allèèn!"
„Schiet!!"
„De menschen zeggen nog niet veel," critiseert een der junioren.
Prompt krijgt hij z'n antwoord: „Dat bewaren ze voor straks!"
„Ik krijg een duppie van m'n zuster als Ajax wint," vertrouwt
een ander de tribune toe.
En dadelijk komt weer de repliek: „Wat een stomme zuster heb jij!"
Niet om wat te zeggen, maar het gedrag van m'n geliefden zoon
is tot dusver boven alle lof verheven. Hij steekt waarlijk gunstig af
bij de rest: echt een net jongetje, dat met z'n pa naar den wedstrijd
mag!
Maar dan
Het wordt al wat minder met meneer, als er een bal afdwaalt naar
de tribune en m'n dierbare, nette telg op de schoenen van z'n vader
springt om naar dien bal een uitval te doen.
„Verdorie.... die gooser schiet hard!" verzekert het jog met een
genoegelijk gezicht als hij het leer te pakken heeft.
Vader doet maar net of hij geen gevoel in z'n teenen heeft
erger: hij geeft zich het air, of hij zijn eigen zoon niet meer kent.
Zijn dat uitdrukkingen in het openbaar!....
Er komt meer.
Maar ook daar mag ik, als vader, nauwelijks over mopperen.
Zélf heb ik m'n lieve zoontje fluiten-op-de-vingers geleerd. Ik heb
hem voorgedaan hoe hij, met z'n tong dubbel, een schril, schel gefluit
tusschen de vingertoppen kon doorblazen. Maar dat die aap-van-een-
jongen van z'n vingers-fluit-capaciteiten zóó'n gebruik zou maken,
had ik nimmer durven denken.
De scheidsrechter heeft voor off-side gefloten een beslissing, die
zichtbaar niet naar het genoegen van zoonlief is. En voor vader
goed en wel weet, wat er gebeurt, heeft die jongen naar de regelen
van de hem door pa geleerde kunst z'n vingers in den mond gelegd
om met een snerpenden fluittoon van z'n afkeuring blijk te geven. De
jongen verwekt met z'n fluiten de algemeene bewondering van z'n
kameraden, maar een dikke meneer vóór ons valt van schrik haast
over het muurtje.
„Waarom floot je nou?" vraagt hij.
„Omdat het geen afzijt was," beweert m'n zoon.
„Het was opgelegd buitenspel," zegt de dikkerd gemoedelijk. „Kijk
nou eens hier."
De dikke meneer teekent een paar kruisjes op z'n programma: twee
backs één voorspeler.
„Niks hoor zóó stonden ze niet," betwist de jongen brutaal. „Ze
stonden zóó en dan is het géén afzijt!"
De dikkerd geeft het niet op. Hij wil een tweede poging wagen om
m'n zoon te overtuigen van zijn ongelijk. Maar deze krijgt hulp.
„Meneer is zeker supporter van de tegenpartij?" vraagt een van
de andere liefjes.
Je moet met die kwajongens niet in discussie treden!
Ik heb m'n zoon zónder-meer en kortaf verboden, arbiters of spelers
uit te fluiten. De rest van dien wedstrijd heeft hij demonstratief met
z'n handen in de zakken gezeten.
En toch.... en toch: de beste plaats op de overdekte tribune is
tusschen de adspiranten en de junioren.
Al ken ik soms liever m'n eigen zoon niet!VLINDER.