WEENSGHE PROFS ZIJN WEER AMATEUR. PAG. 230 - A A X CLUBNIEUWS Het Oostenrijksche voetbal of beter gezegd het Weensche voetbal, omdat er bijna uitsluitend in Weenen gespeeld wordt is geheel gereorganiseerd. Behalve dat de Weensche clubs thans bij de Duitsche organi satie zijn ondergebracht, is er de ingrijpende maatregel genomen om alle Weensche profs weer tot amateur „om te vormen". Nu was het beroepsspel in Oostenrijk nimmer zóóver doorgevoerd, als b.v. in Engeland, daar de Weeners geen geld genoeg hadden om hun voet ballers alleen van hun spel te laten leven. Daardoor waren de meesten van hen toch al genoodzaakt een of ander baantje naast hun „voetbal-betrekking" te onder houden. Kwam daarbij voetbal desondanks nog altijd op de eerste plaats, thans is dat radicaal veranderd, daar de Weensche profs opgehouden hebben te bestaan en veranderd zijn in gewone amateurs, zooals men die ook in Duitschland kent. De Duitsche regeering heeft er voor gezorgd, dat de meesten van hen een of ander baantje kregen en inder daad bekleeden nu velen een gemeente- of rijksbetrek king. Niet allen; zoo b.v. de bekende middenvoor Sin- delar niet, een der beste spelers, die Oostenrijk ooit ge kend heeft. Of hij er nu de voorkeur aan gegeven heeft voor zichzelf te zorgen, of dat men voor hem niet zorgen wilde hij is ook niet opgenomen bij de spelers, die voor het Duitsche elftal in aanmerking komen -dat weten we niet. Maar Sindelar heeft uit eigen middelen een café gekocht, geen mooi restaurant, doch een gewone kroeg in een volkrijke buurt. Deze zaak gaat goed, daar de menschen het prettig vinden in een café van hun favoriet een glaasje bier te drinken en een kaartje te leggen. Een toestand, die men ook in andere landen kent! Tot nog toe had Sindelar een baantje in een waren huis, waar hij slechts enkele uren per dag achter de toonbank stond om sportartikelen te verkoopen. Waar hij nogal zuinig geleefd heeft, was het hem mogelijk vol doende geld te sparen om thans een café te koopen. Het baantje van café-houder schijnt ook in Weenen voor voetballers nogal aantrekkelijk te zijn, want ook doelverdediger Platzer en de vroeger zoo bekende speler Horvath zijn „kroegbaas". Sesta voelde hier ook veel voor, maar hij had geen geld, ook al niet, omdat hij het leven altijd nogal van den vroolijken kant bekeken heeft. Zoo moet hij het in een andere branche zoeken; waarschijnlijk zal het wel uitloopen op een benzine station, waarmee hij het voorbeeld van zijn clubgenoot Stroh zou volgen. Deze staat n.l. den ganschen dag naast een in zijn be zit gekomen benzinepomp om de auto's, die voorbij komen, van benzine en olie te voorzien. Natuurlijk stop pen niet alle auto's bij hem, maar hoe meer het bekend raakt, dat Stroh daar een benzine-pomp bedient, des te meer automobilisten willen zich door hem laten bedienen. Stroh, die in Austria speelt, heeft zijn bedrijf echter in een buurt, waar zijn club weinig aanhangers heeft en daarom denkt hij er over om van club te veranderen; Admira komt hiervoor sterk in aanmerking. Op deze wijze hoopt hij dan het Admira-publiek tot zijn cliëntèle te mogen gaan rekenen. Volgens Hollandsche begrippen zou dit plan alleen reeds ongeveer voldoende zijn om op de proflijst geplaatst te worden! Er zijn er echter ook, die vroeger al zoo verstandig waren naast hun voetbalbaantje een goede betrekking te hebben. Zoo is het b.v. met Raftl, die bij de wereld kampioenschappen het Duitsche doel verdedigde; als boekdrukker verdient hij een goede boterham. Rainer heeft een fruitwinkel, Gschweidl was reeds jaren lang bij de gemeente Weenen in betrekking, evenals Wagner steeds bij de spoorwegen gewerkt heeft. Maar verreweg het grootste deel der Weensche voet ballers heeft men nu aan een betrekking geholpen. Zoo o.a. de beide Admira-spelers Schall en Schilling, die als ambtenaar bij de gemeente Weenen zijn aangenomen. Zij moeten nog een examen doen in stenografie en tijpen, vóór en afeer zij in vasten dienst komen. Het is de gemeente Weenen, die als de grootste werkgeefster op treedt en wel bij de gasfabrieken, het electriciteitsbedrijf, publieke werken, enz. Minstens 50 bekende spelers kan men nu in de straten van Weenen aantreffen in de uniform van gemeente-arbeider. Wij noemen slechts Binder, Kabürek, Hahnreiter, Zischek, Mock, Pesser, Jerusalem, Skoumal en anderen. Sommigen van hen be- hooren tot de „meterlichters", maar zij worden overal vriendelijk ontvangen, omdat het Weensche publiek het maar wat prettig vindt een bekend voetballer bij zich thuis te krijgen, zelfs al is het om geld op te halen, zoo als in dit geval. Een voorbeeld van het feit, dat men maar niet zóó in een hand-om-draaien profs in werkelijkheid tot amateur maakt, levert de Admira-speler Stoiber, die hoewel hij feitelijk van beroep schoenmaker is kans gezien heeft een baantje bij de Fiat-fabrieken te krijgen. Dat schijnt hem echter de verplichting op te leggen in de voetbal club der Fiat-fabriek, die in een lagere afdeeling uit komt, te gaan spelen, want reeds vertelt men in Weenen, dat Stoiber Admira gaat verlaten. Men ziet uit dit alles, dat het in Weenen nogal ge makkelijk gegaan is om van prof weer amateur te wor den; in ieder geval minstens even gemakkelijk en snel, als men in andere landen van amateur tot prof ver klaard wordt!

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1938 | | pagina 12