HOE IK MIJN VOETBALLOOPBAAN BEGON door Je DE BOEM Jeu PAG. 144 - A J AX CLUBNIEUWS Alvorens verder te gaan met de beschrijving van mijn voetballoopbaan, wil ik nog gaarne eenige woorden wijden aan het Ajax-elftal, dat mij als jong adspirantje zoo aan onze club deed verplichten, n.l. Schutte (later Ziegeler), F. Schoevaart, K. v. d. Lee, Chr. Holst, A. Pelser, Jan Schoevaart, Fortgens, Grootmeijer, Seyl- houwer, P. v. d. Broecke, Toon Kooy, Kammeyer en L. Alofs. Wat hebben wij genoten van die prima spelers; als ik nog eens denk aan die wedstrijden Ajax—H.V.V. of AjaxSparta, 't is om nóg van te rillen. M. i. waren deze wedstrijden interessanter dan nu tegen D.W.S. of Blauw-wit en minstens gelijk aan Holland'—België in de beste jaren. Wat stonden die spelers voor Ajax op de bres; Frans met zijn ijzeren hoofd en zijn altstem en Karei met zijn heerlijk opruimende trappen en zijn tenorstem, een onver getelijk backstel. Adriaan Pelser, de man van de penal ties, Jan Schoevaart, die door zijn geweldig enthousiasme en zijn niet mindere voetbalcapaciteiten zijn ploeg in spireerde. Fortgens een tengere, maar knappe speler. Grootmeijer, die den bal zoo prachtig buiten zijn tegen stander omspeelde en niet te vergeten Gerrit Ziegeler (in z'n korte broek) hoe heb ik hem vroeger als adspirantje in stilte bewonderd! is m.i. een van de beste doelverdedigers, welke Ajax gekend heeft; reus achtig geconcentreerd in zijn spel, schitterend op lage ballen, doch het was niet zijn schuld, dat hij ca. 20 c.m. te kort was voor internationale doelverdediging, daar hooge ballen hem wel eens parten speelden. En nu de reden, waarom ik met het z.g. beroemde elftal, mijn prettigste en meest succesvolle jaren heb gespeeld. Deze is, dat er toen nog geen z.g. „Margarine"- afdeeling bestond. In mijn eerste seizoen speelden wij tegen Blauw-wit, H.B.S., H.V.V.Haarlem, D.F.C., V.O.C., Sparta, U.V.V., A.F.C., V.V.A., Spartaan. Speciaal voor mij als „broekkie" in het elftal was het een eer te spelen tegen spelers als Boelie, Dé en Tonny Kessler, Bok te Korver, Ruffelse, Jan Vos, Gebr. Buiten weg, Manus van Diermen, v. d. Kluft enz. enz. De wedstrijden waren alle even belangrijk voor spelers en publiek en werden steeds voor bijna uitver kochte huizen gespeeld, vooral als Ajax op bezoek ging met zijn beroemde ploeg. Men kende elkander! zoo goed met naam en daad. b.v. voor wat mij betrof, ik was zeer dankbaar het doel te mogen verdedigen tegen spelers als Cas Ruffelse, Wout Buitenweg, Pijl, Van Diermen, die direct hun kans namen door veel te schieten en wel op behoorlijken afstand, terwijl spelers als Daaf Buitenweg, Jan Vos, Boelie Kessler enz. niet eerder dan vlak voor het doel hun kans waagden. Daarentegen hadden onze tegenstanders, als zij tegen Ajax moesten uitkomen van te voren „opzetjes" ge maakt, om b.v. een Jan de Natris uit zijn spel te halen, bij Guppfert een stevig mannetje te zetten en Theo Brockmann, de schrik voor de doelverdedigers met zijn lastige lage schoten, zoo ongeveer 10 c.m. van den grond gelukkig heb ik nooit tegen hen moeten keepen extra bewaking te geven. Met veel plezier heb ik 3 seizoenen in de hoofdklasse gespeeld met nog steeds het roemrijk elftal. In mijn eerste seizoen 1920'—21 werden wij Westelijk Kampioen met de grootste concurrent Blauw-wit als tweede. Na den wedstrijd op 27 Februari 1921 tegen V.O.C. in Rotterdam, welke wij wonnen met 3—0, werden wij door duizenden supporters opgewacht aan het Centraal Station en op het Stationsplein door de supporters op de schouders gedragen. Het landskampioenschap hebben wij niet mogen be halen, hoewel wij tot den laatsten, wedstrijd nog een mooie kans hadden. Doch wij kregen eervol van N.A.C. met 2—1 op ons baat je, waarmede deze het landskam pioenschap behaalde. 1922 en '23 waren ook succesvol, ofschoon wij het niet tot Westelijk kampioen wisten te brengen. In April 1923 kwam voor mij het tweede groote succes, n.l. ik werd gekozen als doelverdediger tegen België. Na enkele malen reserve te zijn geweest en voor proef gespeeld te hebben in de Zwaluwen-elftallen, voelde ik wel, dat mijn kans zou komen. Nooit zal ik het vergeten, dat ik in het begin van April op een Donderdag n.m. 5 uur uit het Centraal Station stapte en luidkeels door een krantenventer hoorde roepen: „Lees de sportverslagen, Jan de Boer in het Neder- landsch Elftal". Natuurlijk had die handige Ajax- supporter mij in de gaten gehad en ik kan het U gerust zeggen, ik had wel hardop kunnen juichen van blijd schap, overgelukkig sprong ik in een taxi naar huis om

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1938 | | pagina 16