VISSCHERSLATIJNc
PAG. 96 - A A X CLUBNIEUWS
Als je lid bent van de voetbalclub „Ajax", dan ben
je een Ajacied.
Ben je lid van de zwemclub „Dolfijn", dan ben je een
Dolfijn, en ben je lid van de Artistenvischclub „De Leu
genaar", dan ben je een Leugenaar.
Dat wil nog niet zeggen dat no. 1 een oude Griek,
no. 2 een visch en no. 3 een leugenaar is.
Eén onzer bestuursleden is het echter met deze lezing
niet eens en heeft de onprettige gewoonte om mij, waar
ik hem ook zie, met „zoo leugenaar" te begroeten. En
als ik hem historische feiten vertel dan is het heele-
maal hopeloos.
Zoo maakte ik vorige maand een kienavond mee in
ons stamverfrisschingslokaal op de Noorder Amstel-
laan, onder voorzitterschap van den ons allen welbeken
den heer Dasselaar. Het was daar een geanimeerde com
binatie van Ajacieden en Blauw-Witters. Aan mijn
tafel o.a. Gerrit de Boer met zijn vrouw. Deze jongeling
veroorloofde zich 12 kaarten te koopen, terwijl ik, met
het oog op den volgenden avond, waarop Ajax in Suisse
zou kienen, mij slechts de luxe van twee kaarten kon
permiteeren. Met mijn kennis van kienen kon ik deze
handicap echter gemakkelijk hebben en dat bleek dan
ook, daar ondergeteekende met den eersten prijs, een
haas van negen pond, naar huis ging. Die schlemiel van
een Gerrit met zijn 12 kaarten werd nog gelukkig ge
maakt met een Geldersch worstje van \y2 ons. Vol
gende avond, Ajax-kienavond.
Ik vertelde daar van mijn succes „des vorigen
avonds" en natuurlijk was het weer dezelfde bestuurder
die mij voor een leugenaar uitmaakte met als slot „die
haas van 9 pond zal wel een duinkonijntje geweest zijn".
De „wat?" Je hebt toch alleen maar goalkeepers en
bekken en halve bekken en, o ja, de voorwaartsen
wat is „krak" voor een ding
Rika verslond me van zooveel stommiteit. Jo, ik be
doel, de beste speler van heel Ajax. Godbewaar-me,
zei ik, dat moet dan heel erg zijn met die Anderiessens...
Maar Rika hoorde me al niet meer. Ze kneep me
fijntjes door mijn overcoat heen ik zegende een voet
balwedstrijd om dingen, die met voetbal precies niks te
maken hebbende bal vlak bij Keizer, dat was voor
mij de beste situatie van persoonlijk-standpunt be
kekennou zeg ik, erg koud hier, Riek, heb je geen
koude voeten, kindstom, dat ik mijn plaid niet
medegenomen heb. Verhooging van temperatuur was
echter bij mijn Riekje-schat niet noodig. Ja, ik zag het
al dadelijk, Riek was Spartaansche tot haar mooie sche
nen toealleduvels, ik moest nu oppassen, want ik
moest meehuilen met de Spartaansche lammetjes in de
Spartawei rond me.
Prachtig, vergiste ik me, toen Ajax gelijk maakte, die
zit. En Ajax deponeerde punt 1 in de veste Rotterdams.
Om de clubavondkas te spekken kocht ik zes kaarten
(a 25 cent en geen restant van de partij opruiming),
bekeek ze vakkundig en gaf er 5 stuks van aan mijn
vrouw. Als leerlingen aan mijn tafel Frans Couton en
Tjerk de Munnink. Het liep gesmeerd. Nog drie num
mers. En daar gingen ze, achter elkaar. 69, 48, 1. Kien!!!
Eerste prijs. Ik moest bij de commissie komen, welke
mijn kaart controleerde alsof ik een beroepskienkaarten-
vervalscher was, maar toen de zaak in orde was be
vonden noteerde het bewuste bestuurslid mij als no. één.
Zijn ietwat roode gelaat was eenigszins wit geworden,
zoodat hij hiermede onze vereeniging geen oneer aandeed.
Ziezoo, dacht ik bij mezelf, die zal voorloopig wel
geen leugenaar meer tegen mij zeggen. Verder hielp ik
mijn leerlingen nog aan eenige prijsjes en na afloop van
dezen zeer geslaagden avond ruilde ik mijn enorme
gans met onzen Kampioen-Schranser voor een uitge
teerd fazantje.
Maar nu komt het.
Den hierop volgenden Zondag zat ik te visschen in
de buurt van Amsterdam en ving zooveel baars dat mijn
net haast te klein was. Aandachtig tuurde ik naar mijn
dobbers, toen ik op mijn schouder werd getikt en waar
achtig, daar stond onze bestuurder en groette mij bij
mijn waren naam. Dat kienavondje heeft geholpen,
dacht ik. Hij vroeg mij zoo hoe het ging en uitdagend
haalde ik mijn haast niet te tillen net uit het water en
keek hem eens aan. En wat denkt U dat hij zeide?
Slechts één woord: Leu-ge-naar.
Hij sprong snel op zijn fiets en verdween.
Pas tijdens de rust van den wedstrijd A.D.O.-Ajax
heb ik revanche genomen. Toen heb ik werkelijk ge
logen, al was het onbewust. LEUGENAAR.
Heelemaal niet prachtig, zei Riekeltje, o, neen zei ik,
natuurlijk niet, maar ik bedoel
Rika trok, geheel overbodig overigens, aan haar
handschoentje en ik kwam diep onder den indruk van
het leed eener supporterin, als die verduvelde Ajacieden
kogels boren in vijandelijke doelen en lieve harten van
lieve vrouwkjes doen lijden op tribunes
Toen het afgeloopen was, zijn we stilletjes wegge-
dropen, Rika en ik, zoo gauw mogelijk. Bijna liep ik een
een aardigen Ajax-bestuurder tegen zijn lachende lijf,
doch het was, goddank al schemerig, de situatie was
gered
Rika, zei ik, 't is niks, dat Ajax, vindt je ook niet,
dat is toch geen spel om drukte over te maken
Je bent geen sportman, Hans, zei Rika, je moet tegen
je verlies kunnen, Ajax was sterker, jammer, maar we
zijn er wel aan gewend, jö
Prachtig Rika, dacht ik.
En nu kind
Maar dat hoort niet in het verhaal
HANS KNAL.