AJAX CLUBNIEUWS - PAG. 87
De waarheid van het spreekwoord, dat zegt, dat
de boog niet altijd gespannen kan zijn, is in deze
halfbalansche December-maand wel heel duidelijk
voor ons gebleken. Eerst die prachtige overwinning
in Delft, waar we toch waarlijk niet gerust maar toe
getrokken waren en de week daarop die plotselinge
nederlaag op ons eigen veld tegen D.F.C.
Zeg er maar eens wat van!
Nu is het natuurlijk heelemaal niet erg om ook
eens te verliezen, al valt het altijd eenigszins af,
wanneer er zoo dikwijls gewonnen is. Maar jammer
is en blijft toch, dat hiermede de kans op een onge
slagen kampioenschap, waar we al zoo'n beetje op
waren gaan hopen, verkeken is. Kampioen te wor
den is zoo langzamerhand geen bijzonder ding meer
voor ons, ook al wordt het iederen keer weer op
prijs gesteld, maar een ongeslagen kampioenschap
heeft nog altijd zijn bijzondere bekoring en daarom
is het spijtig, dat we tegen D.F.C. die nederlaag
moesten aanvaarden.
Was het overigens teveel zelfbewustzijn, dat onze
jongens in deze nederlaag dreef? Het maakte wel
dien indruk. Men kon den beheelen wedstrijd door
voelen, dat zij speelden met de gedachte, dat het
toch nog wel lukken zou. De wilskracht, die juist
de week daarvoor zulk een krachtige motor voor de
ploeg was geweest en die toen de machine op de
hoogste snelheid had doen loopen, ontbrak nu geheel.
Daarom mogen we tenslotte deze nederlaag tóch
nog zonder spijt accepteeren, omdat zij ons de les
geschonken heeft, dat zonder de grootste inspanning,
telkens weer, ook ons elftal niet tot die krachts
ontwikkeling komen kan, die tot succes leidt. Het
heeft ons geleerd, dat zonder de goede geestesge
steldheid, die in de moderne woorden „mental
training" en „concentratie" vervat zijn, het grootste
effect niet bereikt kan worden.
Wij hadden weinig vermoeden toen wij in ons
voorlaatste nummer op de prestatie van Wim
Anderiesen wezen, die met zijn wedstrijd tegen
Noorwegen het spil-record van Bok de Korver ver
beterd heeft, dat hij al zoo spoedig het besluit zou
nemen om, zooals dat heet, zijn „internationale
voetbalschoenen aan de wilgen te hangen".
Ook voor ons is dit besluit onverwacht gekomen,
al hadden wij, na al het geschrijf in de kranten over
het „opgeloste spilprobleem" en na de in vele bladen
onheusche critiek op zijn spel tegen Noorwegen,
niet de verwachting, dat hij het nog lang zou maken
in het oranje gezelschap.
Daarom heeft Wim er nu zelf een eind aan ge
maakt en na het glorieuze record van Bok nog even
te hebben ingepikt, een forsche streep onder zijn
internationale carrière gezet.
Wat wij jammer vinden bij dit afscheid, en natuur
lijk het meest voor Wim zelf, is de ondertoon van
spijtigheid, die wij bij hem beluisterd hebben, toen
hij zijn besluit motiveerde. Want wij zijn er van
overtuigd, dat de pers, de schrijvende zoowel als de
sprekende pers, dit besluit zoo niet voor een groot
deel bewerkstelligd, dan toch zeker eenigszins ver
haast heeft. Maar in dit opzicht zouden wij Wim
slechts willen zeggen, dat er altijd menschen zullen
blijven, die noch hun pen, noch hun tong in bedwang
kunnen houden en die te weinig fijne snaren bezitten
om hun spijt, (Zoo daar reden voor mocht zijn, in den
juisten vorm te gieten,
Wim Anderiesen was „te oud". Er waren er maar
weinigen, die het daar niet over eens waren. Met
zijn drie en dertig zomers was hij een oude man
voor het Nederlandsche elftal!
Laat het je gezegd zijn, Wim, dat wij je in ons
pruts-clubje nog niet te oud vinden en dat we hopen,
dat je nog vele, vele jaren bij ons zult spelen! G.