0 Nieuwste Erres Radio Inventa Haarden en Haardkachels GEMAKKELIJKE CONDITIES J. F. H. ASBEEK BRUSSE, Borneostr. 8-12 AMSTERDAM-O. A TELEFOON 54251 PAG. 70 - A JAX CLUBNIEUWS bazing de dikke, ,,nou frind, assie nog meir babbels hip, mot je maor op me spreik'uur komme; fen 1 tot 2 foor partekliere". Een enorme pruim verhuist van rechts naar links. „Ja, maar we zijn hier allemaal „bus''-patiënten", interrumpeert heel gevat een jongeman met een groote platte koffer naast zich in het gangpad. Het publiek heeft de grootste schik in het woord-duel en is niet zuinig met bijval. Het wordt echter een uit barsting van vreugde als de bus plotseling vertrekt en de meneer, zich schrap willende zetten, struikelt over de koffer en met een harde smak op den grond komt te zitten. „Gao je sloffie-onder spele, friendelukke friend?" vraagt de dikke in een lachstuip. De meneer staat moeizaam op en gaat onder de hand heftig te keer tegen den jongeman met de koffer, die door zijn verregaande onvoorzichtigheid oorzaak is van zijn tuimeling. Als hij het echter een beetje te bar maakt, brengt het jongemensch in het midden: „Bedaar een beetje, meneer, het is voor mij ook zoo onpleizierig niet", hetgeen weer nieuwe lachbuien ten gevolge heeft. De gedupeerde en verguisde meneer zoekt nu zijn troost bij een onschuldig uitzienden werkman. Hij klaagt bitter zijn nood over de „ongemanierdheid" van het hedendaagsche menschdom. „Het is een groot schandaal, meneer, onder de oogen van politie en controleurs, stapt me daar zoon onbehouwen kerel, die er het laatste bijkomt, het eerst in de bus en kiest de beste plaats uit en ik, die een kwartier heb staan wachten, moet aan de lus hangen." Helaas, ook deze medereiziger wil den zwaar veronge- vasten lands, die met de taaiheid van deurwaarder- exploits een aanval, opzetten en doorzetten konden. Door zijn kleine brilletje loerend, voerde de heer Van Ginkel zijn fiscale stormtroepen aan... het was dave rend. O, zalige herinneringen mijner jeugd. Waar is de tijd gebleven.? Vijfentwintig jaren is dat geleden? Lieve hemel, dan zijn we allemaal, poco a poco, oude truffels. Een mensch grijpt toch eens naar zijn horloge, als ie zoo'n bericht in de Telegraaf leestwant ik vernam het nieuws van deze zilveren bruiloft van bal en kruk, uit De Telegraaf. Met 'n ruk, zat ik, teruggaand in mijn herinnering, ergens in de Helmersstraat op een „gemeu bileerde" als een bezetene met aanschrijvingen voor den A.K.V.B. de nachtrust van medekamerbewoners kapot te tikken. Ik was secretaris van den AAKAAVEEBEE. Geërfd van een mageren mijnheer van Blikman Sar- lijkten mensch niet begrijpen en maakt het er niet beter op door te adviseeren: „Ach meneer, maok je niet dik, we doene ut fendaog is andersom, da's nou alles." Langzamerhand is de bus het voetbalterrein gena derd. Bijna allen stappen uit en nu kan de meneer, die nog verder moet, eindelijk de zitplaats innemen, waar op hij al zoo lang aanspraak maakt. „Neem de mane maor, die 's nog lekker warrum" sart gemeen de dikkerd. Als de passagiers voorbijgaan, groeten allen buiten sporig vriendelijk, de dikkerd het laatst. Op de tree plank blijft de plaaggeest nog even staan en zegt tegen den chauffeur, terwijl hij met z'n duim naar binnen wijst: „Die sal ook blij saan astie weer in s'n schik is". Buiten gekomen is men het gebeurde weer gauw ver geten. Voetje voor voetje gaat het nu met duizenden door de talrijke ingangen van het Ajax-stadion, dat gretig de massa opslurpt en niet voordat het sportpaleis heelemaal van menschen is verzadigd, keert de rust voor eenige uren in de Meer terug. November, 1936. VOORNE VAN PUTTEN. torius, die den boel (dat herinner ik me ook nog) volle dig in de administratieve soep had laten loopen. Drom mels, wat 'n spektakel gaf dat soms met de ploerterij, maar enfin, Zondags voetbalde je (of wat er voor moest doorgaan)1, zoodanig, dat de schen.en er van kraakten. De meest onschuldige lammeren des kantoorvoetbalvelds, vooral zij die voetbal alleen van hooren zeggen kenden, werden in het strijdperk gebracht en menige stumper lag in de uitvoering van dat pionierswerk, heele nach ten wakker, op pijnigende bulten en uit de voegen ge raakte gebeenten Heldenwerk was dat in 1911. Nog zie ik ze zwoegen, dapper en taai. Niet allen, hielden het uit. Er waren er, die al bang werden, als ze de groote oogen van Jopie de Baat Doelman zagen, een der sterren van het Ripolin- team, oud V.V.A.-er.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1936 | | pagina 14