SOME SENSES AND SOME
PAG. 142 - A J A X CLUBNIEUWS
mmmmr/mmmmmmmmmmmmmmmmmw,
We zijn 35 jaar geworden, een mooie leeftijd, zoo
tusschen jongmensch en heer op leeftijd in. Overi?
gens is het een veelbewogen leven geweest en ik
geloof, dat er maar weinigen zijn, die op dien
leeftijd reeds zoo dikwijls in het middelpunt der
belangstelling hebben gestaan. Nu hebben Wim
Volkers en zijn vroolijke vrienden „met lachende
oogen" en „maaiende beenen" (deze uitdrukkingen
zijn, jammer genoeg, niet van mij zelf) de zaak nog
een beetje aangedikt en van 18 Maart 1935 nog iets
meer gemaakt dan een gewone verjaardag.
Ondanks al die successen in zijn maatschappelijk
leven, ziet onze vriend „Ajax" er beter en web
varender uit dan ooit te voren, en als de voor?
teekenen niet heel erg bedriegen, geloof ik niet, dat
hij in de naaste toekomst van plan is met pensioen
te gaan.
Trouwens, dat zou ook niet aardig van hem zijn
tegenover zijn liefhebbende familie, die hem zulk
een prachtig stadion cadeau heeft gegeven. Neen,
als hij zich nu minder prettig zou gaan voelen, zou
het toch werkelijk bij de wilde duinkonijnen af zijn.
Ajax, ouwe jongen, (of jonge ouwen, wat je
maar wil) het beste bij je 35sten verjaardag, en
blijf nog tientallen jaren ongenaakbaar heerscher
in je machtige burcht, tot trotsch en vreugde van
je zoo welmeenende familie.
In een sentimenteele bui naar ons oude veld ge?
stapt, doch was dit niet meer voor mij toegankelijk.
Op het prachtige groene grastapijt, waar eens onze
rood?witte leeuwen hun tegenstanders tot wan?
hoop brachten, spelen nu twee en twintig aanval?
lige (niet verwarren met aan te vallen) jongedames,
hockey met een krom stokkie.
Oh Ceasar, oh Brutus, oh Ajaxveld, ook Gij,
eens strijdperk van flinke stoere sportkerels, nu
teruggebracht tot tribuneloos weiland, met made?
liefjes en heele kleine goaltjes, waarin allemaal
jongedames heele kleine balletjes trachten te slaan.
En, oh schande ik weet niet eens met zekerheid
of het lieve, aardige jongedames zijn, want ik
schreef het reeds, ons dierbare oude veld was voor
mij niet meer toegankelijk.
Naar Feyenoord?Ajax geweest, en ondanks de
overwinning nog steeds spijt als haren op mijn
hoofd. Voor twee veilig gestelde Hollandsche
guldens een zitplaats op den kop getikt, en heb ik
van één uur tot tien voor twee prachtig gezeten.
Daarna gingen de politie?agenten naar de over?
zijde, om beter te kunnen zien, waarna het recht
van den sterksten ging gelden en de bevolking van
de staantribune over de hekken kwam.
Resultaat, een lichte schermutseling, welke in
ons nadeel afliep en onze zitplaatsen in staan?,
hang?, wurg? en valplaatsen veranderden.
Verder heb ik niets van den wedstrijd gezien en
hoorde ik na afloop van een politie?agent, dat het
een mooie partij was geweest, door Ajax verdiend
gewonnen. Attente menschen toch, die Rotter?
damsche politie?agenten.
Dat bij onze bank?instorting mijn Zondagsche
pantalon gescheurd is en mijn enkel een lichte
kneuzing onderging, zal u waarschijnlijk minder
interesseeren. Per slot van rekening gaan we ge?
zamelijk een paar mooie kampioenswedstrijden in
Amsterdam tegemoet, en wat meer zegt, met
goede zitplaatsen.
Heden, mijn vriend den sportjournalist tegen?
gekomen. Over het geheel genomen is het een
zwaarmoedigen kerel (hoe kan het anders), maar
vandaag scheen hij in een buitengewoon goede
stemming te zijn.
„Wat mankeert jou" meende ik hem te
moeten vragen „ben je soms gehuwd, of heb je
misschien een loterijtje, je weet voor een „slappen
angst of iets dergelijks ben ik altijd te porren".
„Neen, mijn jongen" luidde het opgewekte ant?
woord, „niets van dat alles, ik heb iets veel mooiers
meegemaakt. Ik heb vanmorgen van Puffelen ont?
moet, je weet wel, die bekende spil van „X.IJ.Z."
en die bedankte mij voor mijn prachtige critiek
over zijn spel van jongstleden Zondag".
„Neem mij niet kwalijk", meende ik te moeten
opmerken, „maar als ik mij goed herinner, heb je
dien kerel in je overzicht toch wat je noemt ge?
kraakt".
„Daarom juist", straalde mijn vriend, „hij vond
het zoo raak weergegeven, dat hij zich gedwongen
gevoelde mij even te complimenteeren, alleen dat
ik geschreven had, dat zijn spelopvatting aan dien
van een adspirant deed denken, vond hij niet
aardig voor den desbetreffenden adspirant. Dat hij
aanvallend te kort was geschoten, vond hij juist,
alleen begreep hij niet waarom ik meteen niet even
heb geschreven, dat zijn verdediging ook op niets
leek".
Op dit moment vond ik het maar beter om