PAG. 92 - A J A X CLUBNIEUWS
mmmmmmmmmmm/zmmmaam,
MET AJAX-STADIQN INGEWIJD!
EEN EXCUUS?
wzzzzzzzzzzzzza
Overgenomen uit: „Wegener's Amsterdamsche
Buurtbladen".
Zoo werd d'illusie dan bewaarheid,
De schoone droom werd werk'lijkheid,
De trots van't Amsterdamsche „Ajax",
Het Stadion werd ingewijd!
De duizenden, die tal van jaren
Hun Ajax steeds terzijde staan,
Zij weten wat aan dit gebeuren
Zoo lang reeds is vooraf gegaan.
Zij kennen nog de oude velden
Met de tribunes, waar het vaak
Zoo raak kon tochten, maar geen klagen,
Ter wille van de Ajax?zaak.
Toch waren ook diezelfde velden
En die tribunes bovendien,
De plaats, die Ajax' roem vermeldden,
Waar men „je fijnste spel" kon zien.
Toch heeft ook daar de lucht gedaverd
Van zegekreten, luid en fel,
Als Ajax weer den strijd mocht winnen,
Door goed berekend, technisch spel.
En Ajax' oudste vrienden spreken
Ook nog wel van den éérsten tijd,
Toen men, om Ajax te zien spelen
Tot and're offers was bereid.
Men moest een boottocht ondernemen,
Heel naar den overkant van 't IJ,
Waar nimmer nog tribunes stonden,
Waar 't poover was geloof maar vrij.
Wat lijkt dat alles lang geleden,
Hoe was toen alles primitief,
Maar och, dat was toch ook maar bijzaak;
Vóór alles gold de leus: „Sportief"!
Van d'Overkant ging men verhuizen
Naar onze goede oude Meer,
Waar eerst óók geen tribunes stonden;
(Men hurkte langs het lijntje neer).
Maar allengs ging 't ook daar „cresendo",
Al kwam er ook wel tegenspoed;
De degradatie werd een schaduw,
Maarspoorde aan tot nieuwen moed.
Weer werd de eerste klas betreden,
Met spelers, kloek, van zessen klaar,
Een elftal, dat moest zegevieren,
Dat kampioen werd, jaar op jaar.
Zoo kwamen duizenden supporters,
De kas werd aardig goed gevuld,
Men ging al grootsche plannen maken
Met toekomst?sluier vaag omhuld.
Maar eind'lijk zou die sluier vallen,
Tot nu het feestlied blijde klinkt;
Het Ajax?Stadion geopend!
Een bouwwerk dat respect afdwingt.
Een huidewoord aan den ontwerper,
Die 't kloeke bouwwerk aldus schiep.
Maar hulde ook aan al diegenen,
Wier hulp men niet vergeefs inriep
Straks zullen weder duizendtallen
Den wedstrijd volgen als voorheen,
Luid zal het „Hup Ajax!" weerklinken,
Als onze jongens 't veld betreên.
Dat onze wensch hen vergezelle:
„Hup Ajax"! speel maar als weleer!
Dat in Uw Stadion ook schalie
Het zegelied, en keer op keer!
KICK.
Eenigen tijd geleden werden onze vereeniging
en meer speciaal de spelers van ons eerste elftal
in een Belgisch Sportblad „Sportwereld" op niet al
te fraaie wijze van zekere dingen beticht, die in
flagranten strijd waren met onze opvattingen van
amateurisme. Deze aantijgingen waren neergepend
door zekere Joris van den Bergh. In vele sport?
bladen is genoemde persoon, veelal anoniem aan?
gevallen over de onjuistheid van zijn berichtgeving.
In de „Sportwereld" van 18 December 1934 komt
nu een van onschuld druipend artikeltje voor.
De schrijver beweert dat hij een en ander had
gelezen in ,,'n blad". Welk blad wordt niet vermeld.
Is natuurlijk ook niet noodig. Het eerste het beste
vunzige blaadje dat „misschien" (zeker ben ik er
nog niet van) dit bericht zou hebben gepubliceerd,
was voor dezen Joris voldoende om zoowel hier
als in België onzen naam en die van onze spelers te
bezoedelen.
In het stukje van 18 December beklaagd zich
deze „Joris goedbloed"? dan ook nog dat hij door
anonieme schrijvers hierover werd aangevallen. Ik
heb werkelijk met hem te doen!
J. KOOMEN