ONS GOEDE OUDE AJAX-VELD.
PAG. 52 - A J A X CLUBNIEUWS
wmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmzz
Als je aangezocht wordt een stukje historie te
schrijven, is zoo'n verzoek wel vereerend, maar
daarnaast ook een tikje verontrustend. Immers, de
bij ervaring verzamelde historische kennis pleegt
recht evenredig te zijn met het klimmen der jaren.
Nu strekt het mij tot troost, dat ik voor het ge*
vraagde historische overzicht nog maar juist oud
genoeg ben. Het onderwerp is n.l. de geschiedenis
van ons goede, oude Ajaxveld, dat in den wedstrijd
Ajax*Feyenoord een monumentale afsluiting vond
van een roemrijk verleden en dat in ons hart jaren
zal blijven voortleven, als een bron van groote
sport* en clubvreugde.
Toen „Meine Wenigkeit" voor 't eerst met Ajax
kennis maakte, was de Ajax*entourage ganschelijk
anders, dan we het de laatste jaren kennen.
In 1910 was, wat tot nu ons „eerste" veld was, een
der bijterreinen en dat wat men nu als 2e veld
Middenweg pleegt aan te duiden, het „eerste veld",
waar de Schoevaart's en Pelser's c. s. den strijd
streden, die naar het eerste klasseschap zou
voeren. Tribunes waren er niet, behoudens eenige
op verhoogde plankieren aangebrachte zitbanken.
Daar deze zitplaatsen evenwel boven m'n toen*
maligen „weistandsgrens" lagen, was het toen reeds
populaire jongenskaartje van een dup den sleutel,
dien ons toegang verstrekte tot het Ajax*voetbal*
walhalla.
Met zoo'n staanplaats op een veld zonder
tribunes kon je overigens onaangename ervaringen
opdoen. Zoo herinner ik me den promotie*wed-
strijd Ajax*Hercules in 1911. Een paar uur vóór den
aanvang hadden we ons meester gemaakt van een
der felstbegeerde plaatsen: vlak achter het doel,
vooraan tegen de draadafsluiting.
Stel je de pech voor, in half time moest ik iets
doen, waar je op school je vinger eerst voor moet
opsteken. En bij m'n terugkomst geen kans meer 't
verloren plaatsje terug te winnen. De rest van den
wedstrijd bestond voor ons uit de hooge ballen en
den bovenkant van de deklat, het eenige dat van
achter een 4*dubbele rij groote mannen, nog in ons
gezichtsveld lag.
Toch heb ik het daarna nog tot de zitplaatsen ge*
bracht; n.l. na m'n aanvraag om adspirant van Ajax
te mogen worden, van welke onderneming m'n
vader in een goede bui de financieele gevolgen voor
z'n rekening nam. Toen kreeg ik het was haast
niet te gelooven een introductie voor den eerst*
volgenden wedstrijd thuis gestuurd, waar op stond:
„Zitplaats" ge*re*ser*veerd En de kaart was
hoogst eigenhandig onderteekend door den len
secretaris van Ajax! Het was om naast je schoenen
te gaan loopen. Met die kaart heb ik al m'n kor*
nuiten van het Haarlemmerplein, destijds een
compleet minderwaardigheidsgevoel bezorgd. Het
was zóó erg, dat ze me zonder een woord van
protest een week lang de centervoorplaats in de
Perry*balclub lieten innemen, een hoogte in het
voetbaljongensleven, die anders alleen te bereiken
was door den eigenaar van den bal.
Dat was de eerste en tevens de laatste keer, dat
ik op de toenmalige „gereserveerde tribune" kwam
te zitten, die behalve z'n naam, niet veel gemeen
had met wat wij tegenwoordig onder „tribune"
verstaan.
Doch de „tribunes" kwamen; Ajax promoveerde,
het 2e veld werd tot eerste gepromoveerd, gedrai*
neerd, ^an een nieuwe grasmat voorzien en twee
tribunes, de trotsch van eiken clubman, verrezen er.