A J A X CLUBNIEUWS PAG. 37 OVERPEINZINGEN. Eenige weken géleden bevond ik mij op den Middenweg, daar, waar ons nieuwe terrein gepro? jecteerd is. Het was acht uur des avonds en plotseling zag ik, dat op het voorveld de licht? installatie werd ontstoken. Verschillende proeven werden er genomen en als schimmen zag ik de kleine figuren der Ajacieden, die een beslissing zouden nemen omtrent de verlichting. Hel verlicht zag ik het veld liggen. De achterzijde der tribunes staken grauw af tegen het groen der speel? velden. Zoo af en toe zag men de armbewegingen, die gemaakt werden door de menschen die er liepen, men kon van verre zien aan hun gesticuleeren, hoe druk zij het hadden. De takken der hooge boomen van de groote toegangslaan be? wogen zachtjes en ik kon me voorstellen wat er om? gegaan zal zijn in de hoof? den en harten onzer commissieleden. Het zal niet lang meer duren of het oude veld zal worden vervangen door het nieuwe. En dan gaat men onwillekeurig denken aan al hetgeen zich heeft afgespeeld op dat oude terrein. Maar tevens komt direct de gedachte naar voren, dat er geen vergelijk meer mogelijk zal zijn, door de veran? dering der tijden. Zelfs een sportvereeniging als de opze heeft zich aan deze tijden moeten aanpassen, hoewel men zou zeggen dat wij, sportmenschen, met tijdswisselingen niets te maken hebben. i\ - Toch is het niet zoo. „Het is de tijd van de jeugd", roept men overal. Alles is voor de jeugd en bovenal de toekomst. Wij ouderen, die zorgden door het instand? houden van onze vereeniging, door werken waardoor onze vereenigingsnaam zijn goedenklank in den loop der jaren heeft behouden, ja, grooter is geworden wij ouderen worden door den tijd opzij gezet. Wij zijn thans gekomen aan een periode in ons leven, dat wij voor daadwerkelijk meedoen aan sport ongeschikt geworden zijn. En zij dan, die nog de jeugd bezitten, zij die overal nog aan kunnen meedoen zooveel als zij willen, zeggen tegen ons, dat wij buitengewoon geschikt geacht worden voor het bekleeden van functies. Zij spelen. De jeugd speelt. Aan hen de toe? komst. Welnu, de Ajax?jeugd kan haar hart ophalen. Zij mogen en kunnen spelen. Maar dat zij het dan doen in het volle besef voor onze vereeniging te mogen spelen, dat zij beseffen welke kleuren zij mogen dragen, dat zij als lid van onze vereeniging daar trots op zullen zijn. Wij ouderen weten, dat de toekomst van onze vereeniging aan onze Ajax?jeugd is. En wij zeggen zelf, schouderophalend, dat wij onzen tijd gehad hebben. Wij weten ook dat wij niet stil mogen staan bij het verleden of heden. En al mogen wij, bij elkaar zijnde, episoden ophalen uit onzen tijd, zoodat onze botten weer beginnen te kraken en te kreunen, en wij niet stil kunnen zitten op onze stoelen, wij moeten voorwaarts. Stilstaan is achteruitgaan. Maar dan roepen wij ook, wij, voor wien men een troost?veteranen?competitie in het leven heeft ge? roepen, wijzende op ons nieuwe huis, onze jeugd toe: „Ziet, dat alles is voor U, bevestigt door sportief en eerlijk strijden; den al?ouden Ajax? naam, handhaaft door het heden ons verleden". En wij ouderen zullen dan steunend op onze wandelstokken naar onze jongeren komen kijken, hen bijstaan met raad en daad. En wij zullen zit? tend op de tribune, verheugd de verrichtingen onzer jongens gadeslaan. Dat alles overdacht ik op dien heerlijken avond, wandelend en mijmerend, steeds maar wandelend, omdat ik vergeten was, dat er nog vervoermid? delen bestonden, ja, omdat ik alles om mij heen vergeten was. .TACK. mmmm

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1934 | | pagina 3