A J A X CLUBNIEUWS - PAG. 45
TER HERINNERING AAN J. G. CLUWEN
U MISSCHIEN?
Het is Vrijdagavond, 8 September 1933.
Wij laten de indrukken van dezen dag, in stilte,
nog eens aan ons voorbijgaan.
Wij hebben Ouwen ten grave gedragen. Cluwen,
die ik kende als lid van Ajax, als secretaris van de
sportvereeniging H.B.M. en als medebestuurder
van K.A.B.
Wij moeten ons goed realiseeren, dat wij Ouwen
niet meer zullen zien, niet meer hooren spreken.
Want al was hij lichamelijk niet meer volwaardig,
aan de bestuuurstafel of op de tribune merkten wij
die onvolwaardigheid niet. Zijn geest was nog
altijd de volle honderd procent. Zijn enthousiasme
voor de sport, voor onze club deden alles vergeten.
Als hij zich nog gaf, gaf hij zich volkomen.
Wij roepen in onze herinnering de woorden ge?
sproken aan de open groeve, door zijn directeur
den heer Dr. Heineken, door den heer Koolhaas en
het eenvoudige afscheid namens het gezelschap.
Hieraan nog wat toevoegen, het zou slechts den
indruk verzwakken, dien wij meenamen.
Wij herinneren de woorden van den heer Hei?
neken:
„En wanneer wij in ons leven iets voor anderen
geweest zijn, gelijk Cluwen, dan kan men zeggen,
dat zijn leven niet voor niets is geweest".
Ik wil alleen deze woorden nog even accen?
tueeren, speciaal voor de jongeren.
Cluwen was iemand met een groote liefde voor
zijn werk, voor zijn club, en zijn opvatting van die
liefde was zuiver. Hij heeft het maatschappelijke?
en het club?leven vroeger meegemaakt en hij wist,
dat, wanneer men zijn liefde aan iets geeft, het niet
wil zeggen zooveel mogelijk profiteeren van het
subject waaraan men zijn liefde geeft. Hoe kon
Cluwen ontbranden, wanneer jongere spelers al?
leen maar wilden weten van profijt trekken van
hun z.g. clubliefde. Hij wist en had ondervonden,
dat liefhebben niet wil zeggen oogsten, maar dat
zuivere liefde wil zeggen: lijden, zich opofferingen
getroosten. En hierop wilde ik nog even de aan?
dacht vestigen van die jongeren. En wanneer zij
van het lichtende voorbeeld van Cluwen door?
drongen zijn en hun liefde, in den meest uitge?
breiden zin, zóó opvatten, dan kunnen wij de ge?
sproken woorden van Dr. Heineken herhalen en
ook namens Ajax getuigen, dat Cluwen ook iets
voor anderen, voor onze jongeren beteekend
heeft, en dat zijn leven, ook voor Ajax, niet voor
niets is geweest.
Cluwen vroeg mij nog enkele maanden geleden,
ook eens iets in het clubblad te schrijven. Weinig
konden wij toen vermoeden, dat mijn eerste bij?
drage zou zijn gewijd aan zijn heengaan.
Een goed vriend van Ajax is heengegaan. Wij
zullen hem niet vergeten.
G. JURGENS.
Hedenmiddag zat ik in de tram. Nu is dit op zichzelf niets
bijzonders, er zijn meer tramgebruikers, en dat is logisch, voor
een dubbeltje kan je nog iets koopen, maar voor een cent niet,
waar zouden we dus met onze losse centen naar toe moeten
als we niet konden trammen. Wat echter wel bijzonder, of in
ieder geval zeer toevallig was, was het feit, dat bij de volgende
halte een bekend Ajacied de tramwagen besteeg en regelrecht
op mij afstevende.
„Tabeh, ouwe jongen", zoo begon hij het gesprek, „ik wilde
je eens iets vragen".
„Steek van wal, en maak van je hart geen moordkuil",
meende ik hem te moeten antwoorden.
„Lees jij het clubblad"?
Als de tram plotseling was omgedraaid, had ik niet verwon-
derder gekeken, dan bij deze idiote vraag.
„Of ik het clubblad lees" durf je mij te vragen, jij een
Ajax-lid, die ik altijd voor een trouw roodwitter heb aan
gezien, wat dacht jij eigenlijk met je schijnbaar beknopt ver
stand, dacht je misschien, dat er één Ajax-aanhanger was, die
niet hunkerend naar den Donderdagavond-post uitziet, en het
clubblad tot den laatsten regel doorwerkt"?
„Juist, dat is het, ook ik sla geen regel over, maar ik zou
zoo graag, net als vroeger weer van die prettige artikeltjes
lezen, b.v. van Tric-Trac, Vlokkie, Big Boy, e.a. je weet wel
geen wedstrijdverslag, en toch voor ons Ajax-menschen zoo
interessant en aangenaam om te lezen, dat is hetgeen onze
lezerskring weer zoo gaarne zou zien, en daarom
„Wat je me nu eigenlijk verder wil vragen", onderbrak ik
zijn betoog „is mij niet duidelijk, maar wat je mij zoojuist ver
telde .onderstreep ik volkomen. Ook kan ik je nog wel ver
klappen, dat onze Redactie buitengewoon veel prijs op derge
lijke artikelen zou stellen, maar dat het moeilijk is, durf ik
wel te zeggen, aangenaam en leuk voor de Ajax-menschen, en
toch geen wedstrijdverslag, ik zie er geen kans voor".
„Maar dat ze er zijn in Ajax is zeker", meende mijn club
genoot nog te moeten opmerken.
„Leidscheplein", riep de conducteur, en mijn vriend verliet
het rollend materiaal.
Had die conducteur nu maar niets gezegd, dan had ik mis
schien deze gespreksweergave kunnen beëindigen zonder over
voetbal te schrijven. Maar nu zat ik weer alleen, en waaraan
zou ik anders denken, dan aan die eerste overwinning van
ons eerste elftal. Dat was een puik begin, jongens, je weet de
eerste klap is een daalder waard, maar als jullie zoo blijven
winnen, zal het boven gevraagde artikel nooit van mij komen.
Enfin, op dié voorwaarde, hang ik mijn vulpen een jaar aan
de wilgen.
JAMES.