CLUBNIEUWS DER A.F.C. AJAX. 133
De stemming is de geheele avond goed geweest en
gebleven. Er was trouwens niet anders verwacht. En
nu na de overwinning op P.S.V. vragen we ons af,
of dit feest misschien niet een voorproefje kan ge
weest zijn, van het feest wat misschien nog komen
zal. Als we eens één eindigden, in die laatste kleine
en toch zoo heel groote competitie. Als, alle men-
schen, laat ik eindigen, want als ik ga fantaseeren in
mijn enthousiasme, dan weet ik zeker dat dit epistel
veel te groot zal worden.
Laten we kalm blijven en blij zijn met hetgeen we
hebben, dan kan de rest nooit tegenvallen,
JACK.
INGEZONDEN.
Amsterdam (C.), 26 Maart 1931.
Geachte Heer Desmit,
„Hoe hooger de top des te breeder dient de basis te zijn", iets
wat ik volkomen onderschrijf, doch juist in dit verband ontvangt
U van mij nietig voetballer dit schrijven.
Het valt mij opdat U bij het onderzoeken dezer basis angst
hebt voor de cijfers 6 en 7. Noch in het laatst versahenen jubileum^
nummer noch in dat van het vorige jaar komt een foto voor van de
twee laagste A.V.B. elftallen. Het schijnt dat door U uitsluitend'
kampioenselftallen worden opgenomen, waarbij U echter vergeet,
dat evengoed door Ajax 6 en 7 met alle energie, die voor ons
dan mogelijk is, gestreden werd, watook duidelijk uit de stahden
blijkt. Er schijnt zelfs in dit opzicht onderscheid gemaakt te wor
den. Kijkt men andere cluborganen eens in, dan ziet men als regel1
dat ook de lagere elftallen besproken worden, iets dat bemoedigend
werkt. Ook in Uw kroniek ontbreekt hier in dit opzicht nog wel
een en ander.
Ik hoop niet dat naar aanleiding van het bovenstaande in het
volgende clubnieuws een bericht zal verschijnen dat deze twee
elftallen alsnog opgenomen zullen worden. Dit is geenszins mijn
bedoeling. Ik zou gaarne zien, dat door dergelijke kleinigheden te
vermijden, de clubgeest hooger opgevoerd werd, uitsluitend ten
behoeve van ons Ajax.
Dit is alleen mogelijk door een beetje meer waardeering, en ik
vertrouw dat U hieraan dan ook in het vervolg Uw aandacht
zult willen besteden.
Hoogachtend,
H. CARELS.
Als 'n donderslag aan den helderen hemel kwam bovenstaande
brief op ons schrijfbureau valfen.
Bijna hadden we het record bereikt een geheelen clubjaargang
te doen verschijnen zonder 'n ingezonden stuk op ons dak te krijgen.
Reeds vleiden we ons met de hoop het zooals de Franschen
zeggen: „Ieder en zelfs des duivels schoonmoeder naar den zin
gemaakt te hebben" en daar slaat nu onze vriend Kareis het heele
servies aan diggelen!
Dat we iets op de cijfers 6 en 7 tegen hebben, ontkennen we ten
eenemale. Jarenlang woonden we 3e Helmersstraat 76 waar dus
beide cijfers in voorkomen en nu is ons adres Brederodestraat 75
waar in ieder geval nog de zeven in voorkomt.
Maar alle gekheid op het bekende stokje: Ik kan me best indenken
dat onze spelers'uit de lagere elftallen zich veronanchtzaamd voelen.
Reeds op de bestuursvergadering op den avond van het verschij
nen van het kampioensnummer vestigde ik o.m. op het ontbreken'
van onze laagste A.V.B. elftallen zelf de aandacht en deelde mede
de tekortkomingen op een extra bijlage in een der nog in dezen'
jaargang verschijnende nummer te herstellen.
Dat ook in de julbileumsuitgave van het vorig jaar een foto
van Ajax 6 en 7 ontbrak is niet onze doch de schuld van de
heeren zelf. Na een schriftelijk verzoek aan alle spelers van Ajax
5, 6 en 7 op ons veld te verschijnen ten einde een groepfoto te
maken, verschenen er slechts zóó weinig dat alleen Ajax 5 op de
plaat gezet kon worden.
Nu nog en dat is o.i. het belangrijkste het feit dat er
weinig over Ajax 6 en 7 geschreven wordt.
Dat kampioenselftallen altijd sterker de aandaCht trekken dan
de anderen is een logisch verschijnsel, doch dat er zéér weinig
over de prestaties van Ajax 7 geschreven wordt is te wijten aan
gebrek aan medewerking.
We kunnen onmogelijk bij alle elftallen aanwezig zijn. Naast
dat wat we 's Zondags van 10 tot 4 uur zelf kunnen waarnemen
drijft onze Kroniek op dat wat we van anderen vernemen.
Ondanks schriftelijke uitnoodiging pagina 81 van dezen jaar
gang! en ondanks persoonlijk verzoek aan een der spelers van
Ajax 7 bleven we van alle berichten verstoken. Wil Kareis nu
voortaan óf een verslagje maken in formaat als James ze van'
Ajax 6 maakt óf ons telefonisch of schriftelijk eenige mededeelingen
doen? Dan is zoowel de Kroniekschrijver als de speler van Ajax 7
tevreden. Afgesproken?
NABESCHOUWING OVER ONS
KAMPIOENSNUMMER.
Toen ik op Vrijdagavond 20 Maart het juist ver
schenen Kampioensnummer nog eens doorkeek, ge
beurde het dat ik vol schrik het kopje thee dat mijn
hand reeds gedeeltelijk in de richting van m'n lippen
getransporteerd had, weer krachtig op het schoteltje
terugzette.
Ik schijn er nogal ontdaan te hebben uitgezien, want
m'n vrouw zei verschrikt: „Wat zie je er beroerd uit
schat!" En bezorgd liet ze volgen: Je bent toch niet
geïnterviewd door de Revue der Sporten?
Neen, lieveling, zóó erg is het niet, maar ik heb
Hein vergeten te vermelden als onderdeel van het
superteam.
Hein? vroeg m'n ega weer. Ja, Delsen, waarop
volgde: o, je bedoelt Henri!
Inderdaad, ik bedoelde Delsen, dien we naar gelang
we in Mokum of in 't Haagje waren respectievelijk
Hein of Henri noemden.
Het op pagina 2 afgebeelde Ajax-glorie-elftal be
stond destijds uit 12 spelers. Dat lijkt wel eenigszins
tegenstrijdig, doch een feit is het dat zoowel Delsen als
De Haan als vaste spelers genoemd moeten worden.
Zij wisselden destijds met elkaar af, bezetten bij ont-