fr AMSTERDAM ZONDER EERSTE KLASSEER. AJAX PROMOTIESTRIJT). J 12 CLUBNIEUWS DER A. F. C. AJAX Tl Niets is constant op deze wereld en zeker niet de pres taties van een voetbalclub, 't Is trouwens maar goed ook, want ons voetbalwereldje zou 'n dooie boel worden als één steeds de sterkste was en bleef. De groote attractie zit juist in 't wisselende, de up en downs, de perioden van groote voetbalvreugd en diepe voetbal- smart. We hebben ze beide in onze clubhistorie gekend, al kregen we gelukkig tot op heden van het eerste een grootere portie toegemeten dan van het laatste. Over de Grijze oudheid'' van onze clubhistorie kan ik weinig vertellen, om de eenvoudige reden dat toen de oprichters van onze club de hoofden bij elkaar sta ken, ongeveer in denzelfden tijd de schrijver van deze clubherinneringen bezig was het .A-B-C te leeren. Het ,,Piöe-historische" en het tijdperk van de „Grijze oudheid" zal echter door 'n bij uitstek bevoegde op dit gebied voor U beschreven worden onder den titel van „Uit de oude doos", met welke rubriek wij in dit num mer een aanvang maken. De eerste periode welke op ons 'n onvergetelijken in druk heeft gemaakt was die van 1910/1911, toen Ajax op den sprong naar het eerste klasse-schap stond. Sinds 1905, toen R.A.P. degradeerde, bezat Amster dam geen eerste klasser meer. Het is maar goed dat de minderwaardigheidscomplexen eerst later uitgevonden zijn, anders zou menig Amsterdammer er destijds onder gebukt zijn gegaan, 't Was dan ook wel erg. 'n Kleine stad als Haarlem telde twee eerste klassers, Den Haag 3, en Amsterdam geen een. Halsreikend werd er dan ook door voetballievend Amsterdam uitgezien naar een verlosser uit dit eerste klasse-isolement. In seizoen 1910/1911 traden twee Amsterdamsche tweede klassers sterk op den voor grond. A.F.C., de toen populairste club met Togneri, Vis als zeer bekende spelers en naast het oude A.F.C. trad het jongere Ajax sterk op den voorgrond. A.F.C. in afd. A ingedeeld, moest het afleggen tegen Concordia, Delft, de club van Jan Thomee. Lang bleef er onzekerheid bestaan in deze competitie, doch een der laatste wedstrijden A.F.C.Concordia bracht de be slissing. Met 40 gingen de Reds ten onder tegen Thomee en z'n mannen. Doch in afdeeling B toonde het jongere Ajax een ge weldige kracht, ongeslagen had zij het afdeelingskam- pioenschap behaald, haar concurrenten ver achter zich latend, zooals uit onderstaande „Kopgroep" blijkt. gesp. gew. gel. verl. punten doelp. Ajax 16 14 2 0 30 70—12 Volharding 16 9 1 6 19 2926 R.A.P. 16 8 2 6 18 42—33 In den daarop volgenden strijd om het kampioenschap van de geheele tweede klas moesten Jan Thomee en z'n mannen het eveneens tegen de onzen afleggen. Zoowel uit als thuis won Ajax met 'n totaal van 50. Het zwaarste zou echter nog komen. Het aantal wes telijke eerste klassers moest worden teruggebracht van 11 op 10, hetgeen beteekende dat Ajax om tot het voet bal-Eldorado door te dringen niet 1, doch 2 eerste klas sers zou moeten wippen. Geheel Amsterdam leefde mee met onze rood-witten en het resultaat van de promotie- en degradatiecompe titie was, dat de laatste wedstrijd, 't ZesdeAjax, de beslissing moest brengen. 't Zesde was 'n militairenclub in Breda. Ajax moest gelijk spelen of winnen om zich eerste klasser te kunnen noemen. We kunnen deze gebeurtenissen niet beter weergeven dan uit het Jaarverslag van den toenmaligen Secretaris, H. Schutte, tevens doelverdediger van het eerste elftal! het volgende te citeeren: Thans moest de beslissing te Breda vallen. Hercules was n.l. reeds onherroepelijk gedegradeerd terwijl 't Zesde 3 punten had in 3 wedstrijden en wij 4 punten in evenveel wedstrijden. Een gelijk spel zou ons dus reeds het eerste klasseschap brengen. Groot was de spanning, nóg grooter het ongeduld want 14 dagen moesten verloopen vóór en aleer de groote dag aanbrak. Intusschen slaagden wij er in gedaan te krijgen dat een extra-trein naar Breda zou loopen en honderden hebben daarvan gebruik gemaakt. Een bonten aanblik boden al die supporters met hun rood-witten hoe den, petten, vlaggen, strikken en bloemen, een helsch lawaai maak ten de toeters, ratels, bellen en hoorns en tóch was alles zoo geheel anders dan gewoonlijk in dergelijke gevallen. Bijna ieder was bang doch durfde geen vermoedens uitspreken. Op het terrein te Breda zaten allen meestal in doodsche stilte en angstige spanning. Want het ging er om. De kans op het eerste klasse-schap hing aan een zijden draadje. De militairen streden met den moed der wanhoop, waren uiter mate fanatiek, wisten van geen opgeven. Daar zijn de bewijzen ge leverd wat training vermag, daar toonden enkele spelers die vrij geregeld de oefeningsavonden bezochten wat door goede voorbe reiding verkregen kan worden. Ons elftal was bezield met een heilig vuur, men wist van geen wijken en met de minuut werd de spanning grooter. Na 3 kwartier sp^fen was de stand nog 00. Daarna kregen wij den wind tegen en waren de aanvallen der mili tairen nóg veelvuldiger, nóg fanatieker. Nóg harder werkten onze menschen, nóg grooter werd de spanning. Minuten kropen voorbij als duurde elk eene eeuwigheid. Eindelijk eene kleine opluchting V

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1931 | | pagina 12