CLUBNIEUWS DER A. F. C. AJAX V - J 60 MEMORIE S VAN EEN „AJAXIED". Zaterdagavond. Ik sta vcor een sigarenwinkel in de buurt en tracht te lezen wat er morgen, behalve den wedstrijd „Ajax-V.U.C." nog ver werkt moet worden. Onderwijl erger ik mij er over, dat er, in strijd met de grocte belangstelling voor ons heilig spel, op geen enkel sigarenbandje de kop van één onzer eerste-klassers voor komt. Naast me staan twee „joggies" te moelvechten of het „Fuk" of „Fuuk" is die zal speien. Het einde ervan is een heusche knok partij, waarbij het „Fuukjoggie" knock-out wordt geslagen. 't Is iniusschen een beetje gaan „motteren" wat langzaam maar zeker overgaat in een malsch November-buitje. Ik drijf naar huis en zoek mijn zolder-studeer-zit-slaapkamer op, want regen op Za terdagavond brengt je in de hevigste twijfel omtrent hetgeen de Zondag zal verstrekken. Het buitje is inmiddels in een zondvloed overgegaan en bereid ik me reeds voor op onze water-polo van morgen. Toch ben ik nog optimistisch gestemd, och, het veld en een „Ajaxied" kan veel hebben voor ze onbespeelbaar zijn en wat er nu valt, kan morgen wel weer omhoog gaan. De scheids rechter, daar gaat het maar om. Als die kerel je in den steek laat, kan je allemaal wel inpakken. Daar heb je b.v. onzen vriend Visser, zoolang die nog met z'n kin boven water staat, laat hij je spelen en Vlieger dan. Al loop je mekaar onder water omver, hij fluit „spelen", wie het niet gelooven wil informeert maar eens bij Ajax VII. Met een hartig schietgebedje vóór en een goeden dunk van alle scheidsrechters zeil ik ih het land der droomen. Zondagmorgen. Om acht uur ontwaak ik door het gekraai van den schorren haan van mijn buurman en van de weeromstuit loopt m'n wekker af. Voor ik m'n medestander „Ypie" ga halen, loer ik nog even bij hetzelfde sigarenzaakje van gisteravond. Alle sigaren liggen er nog, maar nog geen eerste klassers-koppen op de bandjes. Ik neem me heilig voor dit op de eerstvolgende Algemeene Vergade ring als punt van bespreking naar voren te brengen (misschien brengen de anderen het weer gauw naar „achteren"). Met lodder- oogen staar ik naar het plakkaat voor me en lees: ALLE A.V.B.-WEDSTRIJDEN AFGELAST. Ik krijg een gevoel alsof ze met m'n hoofd een penalty nemen en spoed me met de vriendenploeg naar den Middenweg en lezen bij vriend Bos: AJAX I, II EN III AFGELAST. Met doorgezakte knieën staan we elkander aan te staren. Het Ajax-terrein was toch best te bespelen. Enfin, daar was nu toch niets meer aan te doen. We sjokten met hangende koppen nog een eindje voort, totdat er één op het idee kwam bij de „Weduw vrouw" een partijtje te gaan biljarten. Op dit reuze-voorstel ont waakte weer plots onze Ajax-energie en gingen we dezen Zondag zonder ernstig met de Meer-klei in aanraking te zijn geweest to- home. Onderwijl de Radio het „Houdt er den moed maar in", en „Laat de klok maar luiden" uithaalt, pen ik mijn ervaringen en gedachten van dezen dag neer en haast me Smittie deze te be zorgen. SUNIT. Amsterdam, 20 November 1930. DEAR BILL, Na eenige weken van gedwongen voetbalrust, was onze hoop gevestigd op Zondag 16 dezer, maar eilacie Bill! „man proposes, the K.N.V.B. disposes." Gooide eerst moeder Natuur roet in de voetbalpap, nu was het den bond zelf, die er voor zorgde, dat honderden daadwerkelijke voetballers hun Zondag, of in den bioscoop, of met klaverjassen en dergelijke tijdverdrijvende bezigheden konden doorbrengen. Wat was n.l. het geval. Met het oog op den (let wel) in Maart 1931 te houden interlandmatch tegen België, werden op verschillende plaatsen in deze lage landen proefwedstrijden gehouden, tot heil van ons Nationaal team en tot heil, naar men fluistert, van de bondskas. De Amsterdamsche voetbalenthousiasten mochten tegen betaling van minstens één gulden voor een zitplaats, van den wedstr^d ZwaluwenBristol Rovers, genieten. Als ik je nu vertel, dat bij den wedstrijd Ajax IIR.C.H. II de kern van onze vereeniging aanwezig was, dat A.F.C. en Blauw-Wit een vriendschappelijk par tijtje speelden, dan behoef je niet te vragen, wie op dezen Zondag de tribunes van het Stadion bevolkten. Dat waren natuurlijk de tribune-voetballers, de op sensatie belusten voetbal-maniakken, die Zondag aan Zondag hun dure centen betalen om buiten de lijnen hun kelen schor te schreeuwen en met hun zielig gebrul de spelers binnen de lijnen ophitsen en prikkelen. Deze beklagenswaardige stervelingen vinden hierin nog steun bij het meerendeel der sport journalisten, menschen voor wie de sport een levenskwestie is en die, om een militaire term te gebruiken, dus broodboxers zijn. Ware het niet zoo belachelijk, dan zou het bepaald interessant zijn om te lezen, wat deze af braak-journalisten, die hekelen en door de modder halen, daar waar het h.i. noodig is, ik zou haast zeggen dag in dag uit nederpennen, om het Hollandsche voetbalpeil tot gelijk niveau op te voeren als het Buitenlandsche. Deze zooge naamde insiders komen met theorieën, die door Jan Publiek gretig geslikt worden, maar waarom een amateur, dus een man die het als een ontspanning opvat, medelijdend lacht. En dan te bedenken Bill, dat er onder deze voetbal-paedagogen menschen zijn, die in den oertijd, toen Holland in het voetballen nog nergens was, toen ieder Engelsch amateur-team ons vertegen woordigend elftal met dubbele cijfers versloeg, ook wel eens een bal aangeraakt hebben, of tusschen vier putten in de straat met een prop papier een voetbalparodie ten beste gaven, dan ben je blij, dat je niet in het eerste elftal speelt, dat je van de belang stelling van deze galspuwende persmuskieten verschoond blijft. Eén punt, en juist het kardinale, zien deze nieuw-evangelie-predi- kers over het hoofd, n.l. dat in Holland het voetbalspel door ama teurs gespeeld wordt en dat dit ras in het Buitenland zoo goed als uitgestorven is. Willen we nu in de toekomst, om in pers- schrijftrant te blijven, de naam van onze voetbalnatie niet langer blameeren, dan blijven er twee wegen over. Of we sluiten dè poorten, breken onze internationale voetbalrelaties af, of voeren het beroepsspel in, maar dan zoo spoedig mogelijk. Het publiek kan dan waar voor zijn geld eischen, de amateurs spelen weer voor hun genoegen en de gal-spuwers kunnen naar hartelust klodderen, maar laten ze er niet in stikken en verdwijnen. Van het derde nog steeds geen nieuws. Kind regards, BIG BOY.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1930 | | pagina 4