fgKϧ.WED9T&UD. Mgf VERfLAGEN 43 Dear Bill, „Ik weet niet waar ik sterven zal, Ik heb de groote zee gezien aan de Zuidkustetc. Als je Multatuli's „Max Havelaar" gelezen hebt, dan weet je, dat dit de eerste regels zijn uit het sombere lid, dat Saïdjah zong op zijn weg naar Batavia. „Ik weet niet waar ik het zoeken zal. Ik heb de ijzeren duimen gevoeld van broeder Eckstein, toen ik bij hem was, om mijn ge- kneusden enkel te laten masseeren". Deze regels zijn niet in bovengenoemd lied te vinden, doch ik zong, of Hever jammerde ze, toen ik den avond na onze Heldersche reis bij Eckie op de masseertafel lag. Ik zeg masseertafel, Bill, maar marteltafel of „Bank der Zuchten" lijkt mij een betere quali- ficatie. Als je op deze bank terecht komt, dan geloof je niet meer aan de zonnige zijde van het leven. Hier overlijdt de glimlach op het gelaat. Op deze plaats zweer je het voetballen af. Hier heb ik jongemannen van christelijken huize, de taal der heidenen hooren bezigen, toen Eckie met zijn martelapparaten en zijn onvergetelijken duim, hun onder handen nam. „God bless you", Bill, wat heeft die kerel een paar „terrible thumbs". Dat zijn geen duimen meer, dat zijn bankschroeven. De beruchte richtingaanwijzer van Nero kan niet zoo verschrikkelijk geweest zijn. En het mooiste van alles is, dat terwijl 'e op de pijnbank ligt te kronkelen als een aal, Eckie een vroolijk nummertje staat te fluiten en je medeslachtoffers, ge dachtig aan „gedeelde smart is halve smart", stiekum zitten te ge nieten. Overigens is het er een gezellige boel. Je hoort er moppen, rookt er allerlei soorten sigaretten, verneemt het laatste nieuws uit de voetbalwereld en luistert naar de verhalen van broeder Eckie. Verder kan je er zien, hoe een knietje, een gescheurde spier, een gebroken scheen- of kuitbeen, kortom allemaal van die prettige dingen, die er alzoo op het voetbalveld te krijgen zijn, hier bijge werkt worden. Eckie is wel een harde geneesheer, maar hij doet, voor zoover ik het kan beoordeelen, zijn werk goed. Ik hoop binnen korten tijd, dank zij Eckie, weer van de partij te zijn. Heusch, Bill, als je soms nog eens een paar gebroken ledematen over de hand hebt, ik kan je dezen, ik zou haast zeggen onbekenden Ajax-held, wiens naam je nimmer in de kranten leest en wien verscheidene Ajacieden iets verschuldigd zijn, aanbevelen. Maar één raad, Bill, vergeet niet zonder betalen of een woord van dank weg te blijven. Over het derde nog het volgende: Zondag heb ik steunend op mijn crediteurenhout, als toeschouwer den wedstrijd Ajax III W.F.C. II bijgewoond. Eerlijk gezegd had ik beter thuis kunnen blijven, want het spel, dat er door ons elftal vertoond werd, was bitter slecht. Ik heb me afgevraagd, is dit het elftal wat de afge- loopen Zondagen zoo goed gespeeld heeft. Het was niet meer te herkennen. Alleen de achterhoede deelde niet in de malaise, terwijl de halflinie goede met slechte momenten afwisselde. En de voor hoede, nergens, Bill, maar dan absoluut nergens. Dat zij tenslotte nog een doelpunt fabriceerde, was meer aan een fout van den goal keeper der tegenpartij te danken, dan aan eigen kracht. Zij nog vermeld, dat 5 minuten voor tijd door ons gelijk gemaakt werd en dat W.F.C. in de laatste minuut het winnende doelpunt scoorde. Kind regards, BIG-BOY. iv Dear Big Boy! Je beschrijving van het huis der duizend zuchten in rue de Govert Flinck heeft me zoo ontroerd, dat m'n lever nog in reso nantie is. Ik heb iemand gekend die nooit aan reïncarnatie wou gelooven, doch sinds één bezoek aan „Brüder Eckie" er van over tuigd is met de wederopstanding van Iwan de Verschrikkelijke te maken hebben gehad. Het Bestuur heeft zoo juist den chef van de bank der zuchten van een compleet stel allermodernste folterwerktuigen voorzien, onder dewelke hoogfrequent-apparaten. Een bordje „Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt", volgt nog! Ik ontmoette de vorige week iemand die me vertelde „Nog even naar Eckstein te gaan" en nam afscheid van hem met de woorden: „Nou, amuseer je!" Hij heeft me tot op heden niet weer aan gekeken! BILL. V. S. V. 2-AJAX III. Wij begonnen met slechts tien man, maar als Bieshaar het elftal komt completeeren, ziet ons team er als volgt uit: Becker v. Rooy Klaver Dukker Bieshaar Bartelsman Timman Muller Schubert Brink Reiss Het begin is voor V.S.V., doch als Sr. Tump en ik het spel een tijdje hebben gadegeslagen, komen we tot de conclusie, dat V.S.V. qua voetbal aan ons elftal niet kan ruiken. De Velsenaren zwoegen en sjouwen wel hard, maar van goed voetbal hebben ze geen verstand. Doch niettegenstaande dat, zijn hun aanvallen toch niet geheel zonder gevaar. Jan Becker moet tenminste verscheidene malen handelend optreden, maar dat is hem zooals altijd goed toe vertrouwd. Hij stopt een paar harde schoten en juist als Simon T. mij één van zijn beroemde fakkels offreert, voorkomt hij op held haftige wijze een zeker doelpunt. We zuigen aan onze sigaren, duiken dieper in onze kragen, vanwege den frisschen zeewind en be wonderen het goede spel van Bartelsman in de halflinie. Ook Dukker speelt een goede partij, terwijl onze immer jeugdige veteraan Bieshaar, zijn mannetje nog best staat. Brink en Schubert stellen cenige malen den doelverdediger der tegenpartij op de proef, maar deze houdt zijn doel schoon. Als we ons vierde stuk kauwgum tot een rekbare substantie aan het vermalen zijn, krijgt Brink den bal vrij, even richten en Ajax leidt met 10. Na de rust duurt het niet lang of Schubert benut een „splendid pass" van Brink en we hebben een 20 voorsprong. Becker brengt ons door een „wonderful save" in vervoering. Sam leent mijn tabakzak, stop een pijp en Schubert scoort nummer drie. Of het door den schrik kwam, of dat de inhoud van Sam zijn pijp niet te verwarren met Simon Pijpekop zoo groot was, weet ik niet, maar na teruggave bleek mijn tabakzak zoo goed als leeg. Reiss maakt er in zijn ééntje 40 van, terwijl Muller nummer 5 aan de score toevoegt. Timman, die in het begin zijn enkel ver zwikt heeft, speelt na een in dank ontvangen trap tegen dit lichaamsdeel op kwart kracht de 90 minuten uit. Jammer voor hem, maar deze jongeman zal zijn kans nog wel eens krijgen. Het be proefde duo Van RooyKlaver hebben den V.S.V.-aanval in hun zak en zuiveren met verre trappen hun terrein. Als Becker een paar minuten voor tijd het bordje „Nobody at home" binnenhaalt, maakt V.S.V. een tegenpunt, zoodat we met een 51 overwinning naar huis gaan. Dezen keer heb ik geen spijt van mijn geld gehad. Kind regards, BIG-BOY.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1930 | | pagina 5