CLUBNIEUWS DER A. F. C. AJAX
\r~
-
54
hebben de laatste jaren niet veel verloren en ik geloof, dat
we weer beginnen moeten als nieuwelingen met leeren te
verliezen.
V.V.G.A. III 10— 1—0—4—0—3—1 19
Ajax II 2—11—2—3—7—0—1 26
Het tweede speelde gelijk met het eerste op het Bl.-Wit-
terrein tegen V.V.G.A. Dus vlak naast elkaar. Maar daar ik
zelf speelde kon ik geen tweede zien, doch af en toe kwam er
eentje overwaaien, die je dan vertelde hoe of de stand was,
enz. enz. Aan het einde der le innings hebben we er al een
paar bij ons. „Jack, we staan achter, met 102. Die lui
maakten er 10." Ja, dat was natuurlijk jammer en wij gaven
ze de raad mee maar flink aan te pakken. Op een holletje
gaan onze Benjamins weer terug en zullen doen wat we ge
zegd hebben. Dus aanpakken!
Wij spelen gewoon verder, denken niet meer aan een
tweede, want we hebben onze handen vol genoeg. Maar het
lawaai en geschreeuw, hetwelk uit hun richting kwam, deed
je onwillekeurig kijken en dan zag je ze springen als veulens.
Even later weer een deputatie. „Jack, we staan voor met
13—11." Nou, zeggen we, weest er maar zuinig op, het zijn
nog al mooie getallen. Ongelukkiger kan het al niet."
Maar ze hebben vast gehouden en hebben raak geslagen en
het eind kwam dan ook met hun eerste overwinning.
Jongelui, zoo doorgaan, dat is het beste, dan volgen er
meer overwinningen.
Zaterdag 22 Juni.
Ajax 2—12—1—1—0—2—0 18
Z.R.C. 1— 4—0—5—0—9—1 20
Wat moet ik nu van dezen wedstrijd vertellen. De vorige
week hebben we heel ongelukkig verloren met 1 punt en
dezen verliezen we met 2 punten, terwijl we het al in ons zak
hadden. Kijkt U bovenstaande regels maar na. 145 na de
2e innings. Kijk, als je verliest, goed, één moet er winnen
en één moet er verliezen. Maar om te verliezen, als je haast
binnen bent, dat is onbegrijpelijk. Laatst schreef ik, dat ook
wij nog wel eens een off-day zouden krijgen, nu, we hebben
hem al gehad en wenschen er voortaan voor gespaard te
blijven. Van den wedstrijd zal ik maar niet veel zeggen, doch
er iets anders inlasschen. Er is trouwens niet veel goed ge
weest dezen middag. Want uitgezonderd een enkelen goeden
slag en het goede catchen van den vanger, beteekende
Z.R.C. niet veel en als je daar dan van verliest, is commen
taar overbodig. Jan heeft den geheelen wedstrijd geworpen,
daar Aat niet aanwezig kon zijn, en hij heeft heele goede
met slechte innings afgewisseld. In het begin ging het goed,
maar toen kreeg hij een leelijke inzinking. Een eigenaardig
werper is het. Hoe dikwijls hem niet gezegd is anders te gaan
gooien, weet ik niet meer, het beste is maar niets meer te
zeggen. Meestentijds denkt hij nog, dat het gezegd wordt om
hem zenuwachtig te maken. Zijn manier van werpen is nu
eenmaal fout, daar gaat niets van af. Een knaap met een
harden worp, zooals hij heeft, moet goed kunnen gooien. Als
er niemand op de honken staat gaat het wel, dan neemt hij
kalm zijn positie in en werpt een straffen bal, waardoor hij
zichzelf dan ook in de gelegenheid gesteld heeft. Maar zijn
er honkloopers dan is het mis. Natuurlijk wil hij de loopers
op de honken houden, wil hij positief voorkomen, dat ze ook
maar één honk stelen. En om dat nu te voorkomen keert hij
zich half om en kijkt naar den honklooper. Dan, terwijl zijn
arm reeds de hoogte ingaat, keert hij zich plotseling weer om
en werpt den bal weg. Maar dat gaat veel te doorzichtig.
De loopers worden te veel in de gelegenheid gesteld te starten
en krijgt de catcher dan ook maar een heel kleinen kans een
looper uit te maken, daar hij steeds te laat is. Natuurlijk is
het grootste bezwaar, hetwelk aan deze manier van werpen
verbonden is, wel deze. Wanneer een werper op een dus
danige snelle wijze zich wil keeren en er direct bovenop
werpen, dan is het vrijwel zeker, dat van de 5 geworpen
ballen er 3 wijd zullen zijn. „To face the batsman." Denk
hieraan Jan en dan kun je pas goed werpen. En let ten
laatste een beetje op je vanger. Op de bewegingen die hij
maakt, kijk goed uit of hij je waarschuwt voor één der honken
en gooi „wijd", als hij er om vraagt Een vanger kan in de
meeste gevallen, een slag vóór hem, beter beoordeelen als een
werper en daar moet laatstgenoemde dan van zien te pro-
fiteeren. Joop heeft moeten vangen en kon ternauwernood
naar het le honk werpen, naar het tweede honk heeft hij
dan ook trouwens maar geen poging gedaan. Het was een
voudig een treurige middag. Alleen wil ik nog even vertellen
hoe het kwam, dat Joop moest vangen. Wim Bakker had
weer eens afgeschreven. Of liever, afgebeld. Natuurlijk kan
dit voorkomen, maar dan toch niet op Vrijdagavond of Zater
dagmorgen. Het is mogelijk, dat er juist den vorigen avond
iets tuscshenbeide is gekomen, maar het is nu zeker de derde
of vierde keer, dat zoo iets gebeudd. Ik stel me daarom ook
voortaan op het volgend standpunt. De aanschrijvingen gaan
vroeg genoeg de deur uit, zijn doorgaans uiterlijk Woens
dagsmorgens in bezit van de spelers. Wanneer nu een derge
lijk geval als boven beschreven weer mocht voorkomen, houd
ik mij 't recht voor, den bewusten personen de volgende maal
niet aan te schrijven. En daarbij zal dan geen rekening ge
houden worden of het een „internationaal" is, of een mindere
grootheid. De heeren spelers moeten vooral niet uit het oog
verliezen, dat ik óók voor mijn plezier speel, dus óók voor
mijn plezier aanschrijvingen schrijf. En hoewel mij geen
moeite te veel is om honkbal in Ajax te propageeren, wensch
ik toch niet door enkele jonge heeren voor loopjongen ge
bruikt te worden. Hiervan nota.
Op Zaterdagmiddag jammerde Hendrik weer tegen mij. Wat
was hiervan de oorzaak. Er waren door de spelers op Don
derdagavond 4 ballen mee het veld ingenomen. En hiervan is
er maar 1, zegge één, teruggebracht. Dat is niet in den haak,
en hoewel ook dit, ik weet niet hoeveel maal reeds gezegd is,
moet het nu maar eens duidelijk in de krant, opdat dan alle
spelers het eens goed in hun hoofd kunnen prenten. Het ïs
natuurlijk erg aardig om den bal over de tribune
te ranselen of iets dergelijks, terwijl dan het aardigste <van
alles is, dat, volgens de jongens, er een terreinknecht aan
wezig is om die ballen op te zoeken. Maar Hendrik heeft wel