CLUBNIEUWS DER A. F. C. AJAX [V. 36 follow on te ontgaan. Zijn pessimisme was niet misplaatst; het heeft er zelfs een oogenblik naar uitgezien, dat iets der gelijks ons toch nog zou gebeuren, want met een stand van 5 voor 15, met o.a. Oudheusden, ten Have, v. d. Bosch en Debois uit, waren wij er naar aan toe. Doch met W. Wijs 17 en Joop Martens 25 herademden wij spoedig. Beide Heeren waren de eenigste, die met de reeds genoemde totalen in de dubbele cijfers kwamen. Van Joop Martens was het een dubbele verrassing, want na oorspronkelijk behoorlijk op tijd te hebben afgeschreven (tot mijn spijt moet ik zeggen, dat er nog een paar menschen zijn, die wat dit punt betreft hieraan nog een voorbeeld zouden kunnen nemen), kwam hij ons elftal completeeren voor één der wegblijvers, en wist hij het verder tot topscorer te brengen. Joop onder deze omstan digheden is je succes je dubbel gegund. Jammer dat ons totaal maar 62 werd, zoodat wij met 46 runs onzen eersten wedstrijd verloren. Ik zou nog kunnen schrijven dat het mooi cricketweer was, doch dat weten wij allen, dat verschillende heeren een ge slaagde run liepen om 18.20 uur te halen, hetgeen echter meer speciaal bekend is bij v. d. Bosch en Roef. Van den Heer Tj. de Munnik kwam bericht in, dat hij voor Ajax geen cricket-wedstrijden meer zal spelen. W edstrijdprogramma. 20 Mei: A.C.C. 2—Ajax I. J. M. EXMANN. HONKBAL. Zaterdag 29 April. Finale Olympiade Beker. Ajax I—A.G.H.C. I 28—3. Voor de 4de achtereenvolgende maal zaten we dus in de finale en voor de 3de maal hebben wij den Beker ge wonnen. Slechts voor één jaar natuurlijk. De Beker blijft wisselen ,maar om de animo niet te doen verminderen heeft het Bestuur gemeend, bij het winnen er van een diploma uit te reiken. Van verleden jaar moet ik altijd dit bewuste bewijs nog ontvangen, dus Mr. Koolhaas moet de lade van zijn medalje- kast nog maar een tijdje dicht houden, daar hij zoo eenigszins wel kan uitrekenen wanneer hij het laatst gewonnene zal ontvangen. Wanneer je zoo in één der groote dagbladen een stuk leest van de één of andere finale, van welke sport ook, dan zie je steeds, in gedachten namelijk, reeds stroomen van menschen die vechten om tickets, of tribunes tot instortens toe vol. Deze gedachte bekroop ook mij eenigszins toen ik de anderhalve regel in het Handelsblad las over onze finale. Extra diensten der Gooische zag ik, van de Gem. bussen enz., welke een massa van liefhebbers onzer base-ball sport aanbrachten. En last not least zag ik voor mijn geestesoog ons Bonds- bestuur volledig en in groot ornaat, getooid met den nooit ontbrekenden hoogen dop, het veld betreden om den captain van het winnend team met een hartelijke toespraak de Cup te overhandigen, bij monde van één der leden van dit acht baar college. Zoo kunt U zich natuurlijk wel voorstellen dat, wanneer je denkt aan een wedstrijd zooals ik dat -gedaan heb, je met gemengde gevoelens op je fiets stapt, voor den beslissenden strijd. Vele menschen liepen en reden dan ook dien middag in de richting van ons veld, gepaard en alleen, maar daar die richting tevens voert naar de onvolprezen Kruislaan, zoo maakte ik mij omtrent die paartjes niet al te veel illusies. Op het veld aangekomen, ben ik de eerste en kan direct kennis maken met enkele studenten, die tegen de Ajax- ruïne een match zullen spelen en het eerste veld, ons honk- balveld, dien middag zoo slecht nog niet vinden. Maar de Heeren hadden het goed bekeken, want er lag nog al wat water op het achterveld. Evenwel onze Amsterdamsche Studs zijn de slechtste nog niet, hoewel ik me levendig kon voorstellen dat zij het liefst het droogste veld bespeelden, vooral als je van huis uit als student, een broertje doet hebt aan water. Langzamerhand verschijnen dan de spelers en de A.G.H.C. heeft, de traditie getrouw, gezorgd dat ook het schoone geslacht in diverse pluimages aanwezig is. Trouwens de A.G.H.C.'ers, als voorvechters van dames-honkbal, zijn dat eenigszins aan hun naam verplicht. Zoo verstrijkt de tijd en wanneer het kwart over drie is geen umpire! Weer stap ik op mijn fiets om secretaris Bakker te bellen wat of we doen zullen, maar daar er niemand thuis blijkt te zijn, keer ik onverrichter zake terug. Een oud- A.G.H.C.'er is dan bereid den wedstrijd te leiden, maar dan verschijnt om half vier de aangewezen scheidsrechter en wordt er begonnen. Alles bij elkaar een hoopvol begin. De eerste drie immings zijn spannend genoeg geweest, we zagen geen kans meer dan 2 runs bij elkaar te slaan, zoo dat de 3e immings eindigde met een 21 voordeel voor ons. Maar dan slaan we er op los en winnen eigenlijk zooals we willen. De uitslag 283 zegt trouwens genoeg. De wedstrijd is dan afgeloopen, half zes en ik kijk rond wie ons nu als afgevaardigde van den Bond den Beker zal uitreiken. De Beker der openingswedstrijden van den Bond. Maar niemand te bekennen. En toch heb ik met commis saris Sok gesproken, doch deze is voor het einde reeds verdwenen. Hoogstwaarschijnlijk heeft genoemde Heer het papiertje verloren, waar z'n speech op stond en is hij dat even zoeken. Daarom wil ik nog wel even geduldig zijn. Maar na een half uur geduldig zijn komt er niemand opdagen, zoodat we weer een speech armer gebleven zijn. Als we dan ook weggaan zegt Hendrik tegen mij: „Mijnheer Jack, neemt U dat ding weer mee of wil ik het opbergen?" En toen heb ik maar gezegd dat ik „dat ding" in mijn linksche jaszak wenschte gedeponeerd te zien. Zoo wonnen wij den eeuwig-durenden Wissel-Beker van onzen Bond. Alles bij elkaar genomen was het niet in orde dat er niemand van het Bestuur aantvezig was om den Beker uit

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1929 | | pagina 8