T -J) CLUBNIEUWS DER A. F. C. AJAX 173 .V.- Een „Opmerking" over de „Bescheiden Opmerking" van Interviewer in de Sportkroniek van 9 Febr. 1928. "Vl Wat het spelverloop betreft nog het volgende: Direct na den aftrap blijkt dat Bl.-Wit, ondanks de zware tegenwind, in 't veld niet noemenswaardig in de minderheid is. Blauw-Wit's rechtsbuiten leidt 'n snelle aanval, welke door W. Smit onderbroken wordt. Eenige Ajax-aanvallen volgen. Uit een daarvan zet Reits den bal over naar Blomvliet en Bartelsman, die vrij voor doel staan. De doelman der Stadionbewoners doet, om in te grijpen, 'n paar stappen naar voren, wat hem noodlottig wordt, want de wind drijft de voorzet achter hem om het doel in. 01. Bl.-Wit's binnentrio doe* 'n snelle aanval, welke door Scholten onderbroken wordt. 'n Mooie voorzet van Rei^ wordt door Bl.-Wit's doel man onderschept Holtzappel probeert het met verre schoten en heeft met een daarvan succes als Bl.-Wit's doelman zich 'n paar pas vóór het doel heeft opgesteld, en Henk's gloeiende kogel over z'n vingertoppen in het doel ziet gaan. 0—2. De Zebra's komen fanatiek opzetten, toch is de eerste kans weer voor ons. Blomvliet krijgt na 'n voorzet van Reits 'n prachtkans, welke echter gemist wordt. 'n Fanatieke tegenaanval van Bl.-Wit volgt en van dichtbij wordt Manheim gepasseerd. 21. Nog voor de rust komt Bl.-Wit op fortuinlijke wijze aan den gelijkmaker, Smit trapt n.l. den bal in eigen doel. 2—2. Na de thee dreigt het 'n oogenblik een débacle te worden. Uit 'n algemeen opbrengen doelpunt Bl.-Wit's linksbinnen, 32, en 'n paar minuten later wordt uit 'n penalty wegens hands de stand tot 4—2 opgevoerd. Scholten en Smit weren zich echter uitstekend, en ook de half-linie, waarvan Bracht de gevaarlijke rechtsbuiten der Zebra's bewaakt, doet uitstekend werk. Bakker krijgt 'n vrije schopt te nemen. De bal gaat naar Blomvliet welke met 'n omhaal de achterstand tot 43 reduceert. Wederzijdsch worden nog hardnekkige pogingen ge daan om in dezen stand verandering te brengen, doch zonder resultaat. Interviewer de Sparta-bewonderaar door dik en dun schrijft onder den titel, van „Bescheiden Opmer kingen" stukjes, waarvan de inhoud dikwijls omgekeerd evenredig is met het opschrift. De laatst gepleegde opmerking geldt „De Kampioenen", welk artikel in zijn aanhef het volgende vertelt: DE KAMPIOENEN. Het is een opmerkelijk feit althans als ik goed zie dat er tegenwoordig heel wat minder beteekenis wordt gehecht aan een voetbal-kampioenschap, dan vroeger. Vroeger? Deksels, dan werd een kampioen-club beke ken op dezelfde manier, als waarop de massa, op een oud-Hollandsche kermis (zijn die er nog?) een kalf met vijf poolen of een varken met twee koppen beziet. Een kampioen-club, dat was iets bijzonders, daar nam je je petje voor af en je ging op zij, als er een speler van passeerde. Herhaaldelijk werd de club in de pers. aange duid met „de kampioenen". In één woord, er was iets groots gebeurd, en het behalen van het kampioenschap was een onderscheiding, die telde en woog tegelijk. Het wil mij voorkomen, dat deze „stemming" van een kampioenschap-op-te-vatten vrijwel voorbij is. Kampioen? O, zeker, het is aardig, het is verdienstelijk, en we zetten een streepje achter den naam van de club (het hoeveelste kampioenschap is dat ook weer?), maar daar mee is het dan ook uit. Als iets éclatants, iets dat boven alles uit gaat, wordt het feit, ook door de jongeren, niet meer beschouwd. Hoe komt dat? Er zijn verscheidene redenen voor aan te wijzen. In de eerste plaats komt het, omdat er geen imponeerende elftallen meer zijn. Dat was vroeger anders. Ik heb er onlangs als eens op gewezen, dat de tijden, waarin één groote sterke, schier on-overwinnelijke club aan het hoofd ging, voorbij zijn. Voorbeelden daarvan waren eerst R.A.P., daarna H.V.V., later Sparta. Een vierde voorbeeld is er niet. Wanneer men weet, dat het glorie-tijdperk van Sparta nu alweer ruim tien jaar achter ons ligt, dan weet men genoeg. Zoo'n helden-club van vroeger, die jaren achtereen aan het hoofd ging, die sprak tot de maSsa, die werkte op de fantasie, die bracht tot geestdrift en die werd dan ook in waarheid als „de" kampioen beschouwd. Maar nogmaals die schoone dagen van Aranjuez zijn voorbij. Over het algemeen kan men zeggen, dat een enkel jaar en een enkel voorbeeld uitgezonderd' de spelkwaliteit zoodanig was genivel leerd, dat in iedere afdeeling verschillende clubs feitelijk het kampioenschap wel konden behalen: een club, die tot geestdrift en bezieling bracht, die sterk en trotsch boven alle andere uit-ging, als de veldheer voor zijn troepen die was er niet meer. Voor het eerste deel van bovenstaande Interviewsche wijsheid is 'n verontschuldiging te vinden: Sparta wordt dit jaar wéér geen kampioen, ergo de druiven zijn zuur. Niet te excuseer en is echter de theorie dat na R.A.P., H.V.V. en Sparta, geen imponeerende elftallen meer kam pioen geworden zijn. Zou Inter nu inderdaad de prestatie zonder weerga van Ajax vergeten zijn, dat pas gepromoveerd, kampioen van afd. West en Nederland werd, om dat in het direct daarop volgend seizoen nog eens te herhalen, maar toen met het predicaat „Ongeslagen"? Is Inter het elftal: Smit, F. Pelser, Couton, Hordijk, J. Pelser, Terwee, de Natris, van Dordt, Broekman, Delsen, Gupffert vergeten, waarvan er acht de Oranje-trui hebben gedragen.

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1928 | | pagina 5