minste geen verrassing. Smeets moest herhaal
delijk den bal ophalen, Qehring was zijn plaats
niet waard, ook al scoorde hij het winnende
punt, terwijl Tap bij den Alkmaarschen rechts
buiten in het niet zonk welke laatste speler
met Weber de voorhoede tenminste op gang
hield!
Men begrijpt dat het geheel een weinig ver
heffende vertooning werd. Ik was tenminste blij
toen ik mijn half bevroren teenen weer op de
keien voor het Stadion kon warm stampen. Het
eenige wat menigeen had bekoord was de
massa-zang, een goed idee van de Telegraaf.
We hebben beter gezongen dan gevoetbald, zei
me een kennis na afloop en ik was het eigenlijk
roerend met hem eens. Op onze tournée in Zwe
den hebben we wel eens betefb teams zien spe
len. Zoo was het Göteborg-team, dat ons in 1924
in Qöteborg met klein verschil sloeg een stuk
sterker. Vooral de Zweedsche aanval, die in
het Stadion weinig doortastend was, was in
Göteborg een doorloopend gevaar voor Jan de
Boer, die het daardoor nog moeilijker had dan
Vermeulen j 1. Zondag.
Ook de jongste Anderiesen heeft j.l. Zondag
in een vertegenwoordigend elftal gespeeld, n.l.
te Rotterdam, welk elftal met 21 heeft ver
loren. Rotterdam won hiermede den Gouden
Onafhankelijkheidsbeker en Wim Anderiesen
kon den terugtocht dus aanvaarden zonder beker.
Ook Hamel was op Spangen, daar deze 's mor
gens voor het blauwe Olymp. elftal aldaar tegen
een wit Olymp. elftal speelde. Onze rechtsbui
ten moet uitstekend gespeeld hebben, wat mij
allerminst verwondert!
Hiermede zijn we nog niet uitgesproken, want
Jan de Boer was een groene Olympiaan en
keepte op het A.F.C.-terrein, dat de stukken er
af vlogen. Ik heb een tijd achter zijn doel ge
staan en heb opnieuw kunnen merken, dat hij
nog steeds een keeper van extra-klasse is, met
een prachtkans op^sén of meer matches in het
nieuwe Stadion in 1928! Let U maar op! Vol
kers heb ik niet opgemerkt, wiens naam voor
deze ontmoeting was genoemd, doch die door
een blessure het beter achtte rust te nemen.
De kern van ons elftal bleef dus in training,
|Vv
hetgeen mij verheugt, omdat alle krachten zul
len aangewend moeten worden, willen wij een
afdeelings-kampioenschap noteeren.
Specifiek Ajax voetbal was er maar weinig,
zoodat ik met verdubbelde nieuwsgierigheid de
resultaten van de komende Zondagen tegemoet
zie. J. J. G.
121
AJAX IV—SPARTAAN III.
In dezen, van beide kanten slecht gespeelden, wedstrijd
heeft het sterkste, d. w. z. het zwaarste elftal gewonnen.
Jongens, we verliezen zoo elke ontmoeting. Vlugger
afgeven, beter plaatsen en, wat de voorhoede betreft,
meer schieten, want dat wordt totaal vergeten. Dat is
dus afgesproken en den volgenden wedstrijd winnen we
met minstens twee goals verschil!
Het verloop was als volgt:
Een kwartier na het begin fabriceerde Hali, die een
uitstekenden wedstrijd speelde, ons eerste en eenige doel
punt. Even later raakte een onzer achterspelers, binnen
het verboden gebied, den bal met de hand aan, wat een
strafschop tengevolge had. Onze invaller-veteraan-keeper-
Zesbé-er was echter voor geen kleintje vervaard en wist
zijn doel voor doorboring te vrijwaren. Een fout in de
achterhoede was ons echter wat later noodlottig en de
partij stond op gelijken voet (11). Een poosje daarna
herhaalde zich dat spelletje (12). Van Gelderen ging
nu achter spelen, wat een verbetering bleek. Hiermede
kwam de slappe thee.
Na de rust hadden wij een verandering in onze voor
hoede aangebracht, ook dit had geen resultaat. Wel wist
Spartaan echter nog eenmaal het net te vinden, (13)
waarmede het einde kwam. v.W.
j Brieven van deklat aan goalpaal. j
(Met hun toestemming gepubliceerd door Adé.)
Waarde Vriend Goalpaal!
Ik hoop, dat je inmiddels van den schrik over het plot
seling hervatten van onze briefwisseling voldoende be
komen bent.
Ik hoop het, want je zult je houten hersens hard noodig
hebben, om wat ik je nu ga vertellen allemaal te snappen!
De vrije schop: als je daarover de reglementen naleest,
dan doet het je herinneren aan de Duitsche grammatica.
Jonge nog toe, wat een regels enwat een uitzon
deringen!
Om te beginnen, kunnen we de vrije schoppen indeelen
in twee hoofdsoorten. (Net als de menschen: Ajacieden
en niet-Ajacieden.)