Tr 74 CLUBNIEUWS Alemapia Yietrix 2 Ajax 3. A. F. C. AJAX Kwart voor 12 onder de klok luidde de aanschrijving, dus precies op tijd present. Even de spelers de revue laten passeeren en dan kom ik tot de ontdekking, dat we met tien spelers zijn en wel 3 van het 3de elftal en de rest van het vierde. U ziet, een bemoedigend begin. Maar met de beste voornemens en in vroolijke stemming togen we op het oorlogspad. Ongemerkt zaten we in Alkmaar, dank zij eenige bekende American-songs, Harry Wood ward ariav en een serie geestige moppen, waarvan eenige heeren een geweldigen voorraad op hun répertoire hadden, tenminste toen we weer in Amsterdam arriveer den, was de voorraad nog niet uitgeput. Over den wedstrijd, welke ten aanschouwe van een talrijk publiek gespeeld werd, het volgende; Ajax trapt af, maar Alc. neemt direct het spel in handen. Onze achterhoede weet echter voorloopig onheilen te voorkomen; tot na een kwartier spelen de middenvoor van Alc. alleen voor doel staande, den bal kalm in den hoek plaatst 1—0. Onze voorhoede gaat nu ook een woordje medespreken. Muller krijgt een trap tegen zijn knie en hinkt nu verder maar een beetje mee, zoodat we feitelijk met negen man verder spelen. Als Ko v. d. Vlis, die de beste man in onze ploeg was, snel opbrengt, zwenkt hij plotseling naar binnen en geeft met een schuin schot den keeper van Alc. geen kans 1—1. Met dezen stand breekt de rust aan. Na de thee is Ajax het eerst aan vallend, doch als succes uitblijft komt er plotseling een inzinking, waarvan Alc. dankbaar profiteert, door vier doelpunten achter elkaar te produceeren. De Alc. spelers vinden het nu schijnbaar welletjes, zoodat onze voorhoede in staat is nog 2 doelpunten te maken, daarmede de eindstand op 53 brengend. De geschiedenis leert „bij Alkmaar begint de Victorie", maar helaas dat geldt schijnbaar niet vdor ons. Vooruit boys de volgende keer beter. QOALTIE. I AMSTEL-BRIEVEN Ajax 3—Haarlem 2 Om over iederen wedstrijd, door een onzer elftallen gespeeld, een beschouwing te geven is ondoenlijk, daar, wil men hierover het juiste licht doen vallen, men dan ook verplicht is persoonlijk alle wedstrijden bij te wonen, hetgeen begrijpelijk tot de onmogelijkheden behoort. Ook niet iedere wedstrijd brengt ons in extase, reden gevend tot beschouwing als lofuiting. Dik wijls gaan wij ontevreden naar huis, zoowel \i speler als toeschouwer. Voor dit falen zal ik straks eenige wenken geven hopende dat deze ingang mogen vinden. Doch er worden ook goede wedstrijden ge speeld, dikwijls niet eens gewonnen, zulke waar over je gaarne nog even naboomt en die je dan ook als toeschouwer en bestuurder grootsch doen worden, dat ze door onze jongens, door Ajacieden, gespeeld zijn. Van dat soort nu was de wedstrijd Ajax III Haarlem II; deze stond, volgens mijne meening, in alle opzichten in het goede teeken. Ieder speelde voor 't geen hij kon en gaf zich geheel; er werd niet persoonlijk gespeeld, en dat juist moeten wij hebben, hiervan gaat kracht uit. Om iederen speler een pluim op den hoed te steken is niet mijn bedoeling, niettegenstaande velen het verdiend hebben. Dit lijkt mij ook niet in het belang der betrokken spelers; men komt zoo spoedig tot het zoogenaamde „over het paard gelicht zijn". Daarom beschouw ik het elftal liever in zijn geheel en breng ik het mijn saluut voor dezen wedstrijd, Misschien ben ik een beetje te enthusiast, doch een combinatie van 3de en 4e - en niet zooals ee« Haarlemblad berichtte, dat Ajax III door het niet spelen van het ?de zeer versterkt was - tegen een partij als Tekelenburg (nog een eerste klasser), met vleugelspelers die als loopers nationale records op hun naam heb ben (Lamp en Eysker), dan waarde lezers de hoed af voor deze jongens, want een prestatie van gelijk spel, met een strafschop waaruit een punt in ons nadeel, geeft goeden moed bij het begin der competie. Laten we hopen dat in deze ook het oude spreekwoord bewaarheid mag worden leeringen wekken, doch voorbeelden strekken Gaarne stel ik dan ook dezen wedstrijd als voorbeeld voor al onze elftallen, wat betreft goede kwaliteiten. Zooals gezegd, aan het begin der competitie; het is dus nog tijd er is nog niets bedorven. Jongens begint niet onverschillig met de gedachte „we hebben nog tijd genoeg", maar direct aan gepakt en getracht voor te komen, want juist door voor te komen versterken wij moreel ons zelf, en dit geeft dus ook zelfvertrouwen. Laat ieder elftal één geheel zijn met het doel om te winnen; tracht met hetgeen ge over hebt je ne-

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1925 | | pagina 4