CLUBNIEUWS DER A. F. C. AJAX
JAN DE NATRIS
Ons St. Nicolaas-feest
162
vk.
'F
xV.
7~
Onze vriend Piet Kloppers dicht in de „Revue der
Sporten" over:
JAN DE NATRIS.
De bekenste Nederlander
Waar de wereld over praat,
Dat's de Natrisen géén ander
In den Nederlandschen Staat!
Geen auteurs, zelfs geen poëeten,
Hebben (is het waar of niet?)
Zooveel inkt op hun geweten
Als de snelle Ajaxied.
Babies die op speentjes zuigen,
Kijken bij zijn naam al op.
Jongens staan hem toe te juichen
Met een angstig-rooden kop.
Meisjes slaken bange gillen
En ze prijzen zijn talent,
Want ze zitten fijn te rillen
Als hij langs het lijntje rent.
Kranten brengen hem hun hulde
(Die soms rijkelijk-zoetig is)
Als hij „puik zijn taak vervulde",
En hij weer „vlugvoetig" is.
Soms schrijft iemand van zijn „kuren":
Als hij 's Zondags nijdig keek,
Moet hij 's Maandags al bezuren
Met een lange krantenpreek!
Ieder zegt het, ieder weet het:
Jan heeft soms een slecht humeur.
Als hij één keer mistrapt, heet het:
„Ditmaal stelde hij teleur!"
Jan moet steeds „geweldig" wezen,
Want heeft iemand op hem vat,
Dan krijgt Nederland te lezen
Dat hij er „geen zin in had"
Soms behoort Jan tot de „helden"
(Tromgeroffelbelgelui!)
Want dan gaat hij langs de velden
In de nationale trui
En nu zal 'k mijn lied besluiten
Over onzen snellen vriend,
Want zijn ooren moeten tuiten
En dat heeft-ie niet verdiend!
X»/
Diverse leden, die de St. Nicolaas-rede door het ge
roezemoes en lach-interrupties niet voldoende konden
volgen, vroegen mij een copy. Daar ik hieraan natuurlijk
moeilijk kon voldoen, verzochten ze mij deze St. Nico
laas-rede een plaatsje in ons blad te geven. De Baas
zorgde voor plaatsruimte, dus daar gaat ie. Dat het
een leuke avond was, dat alle mede-werkenden speelden
als ons Eerste tegen Willem 2, dat weten we nu alle
maal wel, 't was voor Rood en Wit, en daar werken
we allemaal graag hard voor. Vooruit Boys, nog een
extra schepje er op, denkt aan Maart 1925. Gelukkig
Nieuwjaar voor allen, laat het ook voor Ajax een ge
lukkig 1925 zijn. Daar kunnen we allemaal aan mee
werken. Vooruit, de mouwen opgestroopt. Af.!!!!!
REDE VAN ST. NICOLAAS EN ZIJN KNECHT.
Sint. De zegen van St. Nicolaas
Aan alle Rood en Witten,
Piet. Trek toch niet zoo'n heilig snuit,
Blijft je baard wel zitten?
Sint. Ik ben hier, op heel hoog verzoek,
Nog een week gebleven,
Piet. Als je straks bij vrouwlief komt,
Dan zal je wat beleven
Sint. Wat is Uw Amsterdam toch mooi,
Ja, Mokum is me heilig;
Piet. Maakte je daarom de Pijp
Dag en nacht onveilig?
Sint. De grachten doen, 't is wonderbaar,
Mijn dichtershart ontluiken;
Piet. Die vrijer heeft wat aan z'n neus,
Hij kan beslist niet ruiken.
Sint. In Artis ben ik ook geweest,
Daar mocht ik kennis maken,
Piet. Zoo, heb je nog familie daart
Wat zeg je van de apen?
Sint. Ik zag daar vreemde dieren bij,
Uit verre, vreemde landen;
Piet. Die eene, met die roode bil,
Is dat geen Spaansche grande?
Sint. 'k Was ook nog in 't Aquarium,
Maar da's in Spanje beter;
Piet. Daar zwemt er zeker stokvisch in,
Zeg, dooie vischjes-vreter;
Sint. Maar daar kwam ik toch niet voor,
Ik sta maar wat te praten,
Piet. Dat heeft die Oude-houtwol-baard
Nu pas in de gaten!
Sint. Ik dank U voor Uw welkomstlied,
Het jubelt me in d' ooren;
Piet. U had op 't laatste Ajax-feest
Ons Zangkoor moeten hooren.
Sint. Het doet m'n oude hart zoo goed,
Piet ook, dat weet ik zeker,
-J)