]o$
No. 14
MfiRNQAG 15 SEPTEMBER 1924
7de JflflGRNG.
HET NIEUWE SEIZOEN.
1
Aan den vooravond-
Nu nog slechts enkele dagen ons scheiden
van het nieuwe seizoen, het nieuwe voetbal
jaar, dat voor ons en voor alles en allen, die
rood-wit voelen, een zeer bijzonder jaar is,
nu wij het cricketbat en het honkbalslaghout
weer hebben opgeborgen tot den tijd dat
nieuw, jong groen de thans reeds brons en
kaal wordende boomen weer zal tooien, nu is
het oogenblik gekomen om elkander eens goed
in de oogen te zien en elkander, man tegen
man, te beloven er dit seizoen eens een extra
schepje op te gooien.
Het volgende jaar, den 18en van Lente
maand, vieren wij onzen zilveren bruiloft.
Zooals gebruikelijk zal dit feit niet onopge
merkt voorbijgaan; er zal feest gevierd wor
den, een fuif, die zal klinken als een klok, is in
voorbereiding. Maar dat mag niet alles zijn.
Als het zoover is, dan is het voetbalseizoen
reeds weer ten einde en als dan de geschiede
nis van onze vereeniging wordt nagegaan, dan
moet dit vijf-en-twintigste levensjaar zijn de
kroon op het werk, de waardige afsluiter van
een kwart-eeuw roemrijke Ajax-geschiedenis.
Nu is de tijd daar om daar elkander op te
wijzen.
Nu, aan den vooravond van dit feestjaar, is
het oogenblik gekomen om de taak, die wij
ons zelf op de schouders gaan leggen, onder de
oogen te zien.
Een vrijwillige taak, om, van het hoogste tot
het laagste elftal te zorgen, met al de kracht
die in ons is, dat dit jaar een kampioensjaar
wordt.
Dat kan!
En daarom moet het ook en mag het niet
anders!
Weinig jai^en hebben wij gekend, waarin de
vooruitzichten zoo goed waren als thans. On
gemeen gunstig is de weg, waarop lichtend het
getal 25 de eerste mijlpaal is.
Wij allen, Ajaxieden, moeten ons deze ge
lofte doen. En dadelijk, overrompelend, over
donderend, zonder dat de vijand een oogenblik
tijd krijgt zich te herstellen en op adem te
komen.
In dit jaar van ons vijf-en-twintig-jarig be
staan moet de naam Ajax op ieder veld, in
sportieven zin, eeii schrikbeeld zijn. Ajax als
tegenstander moet voor ieder ander een neder
laag beteekenen.
Dit zal de leuze zijn waaronder wij dit sei
zoen ten strijde gaan. Dit is de mooie, moei
lijke taak die wij aan de geschiedenis van onze
club verschuldigd zijn.
En allen, die de eer hebben Ajaxied te zijn,
dienen hier met al hun kracht aan mede te
werken
De eer?
Juist, de eer! Het moet een eer zijn lid te
zijn van onze vereeniging en meer nog het te
kunnen worden.