De Nederlandsche Corinthians
VRIJDAG 15 DECEMBER 1922.
Varen onder valsche vlag.
Voetballers weest op Uw hoede!
ik
Het is misschien slechts een kwestie van opvat
ting, of meer wellicht nog een gevoelskwestie
ik en weet het niet maar naar mijn opinie
geeft een sportsman, die beweert beschaafder
te zijn dan alle anderen, daardoor niet alleen een
sprekend bewijs van eigen onbeschaafdheid, maar
ook van onbeschaamd- en zelfs van onbeschoftheid.
Ziedaar mijn opinie in één pennestreek omtrent
de spiksplinternieuwe vereeniging ,,De Nederland
sche Corinthians", welke ik zoo vrij ben een
gevaar te noemen voor het Nederlandsche voetbal.
Feitelijk gaat mijn bezwaar niet zoozeer tegen
de instelling dezer vereeniging, welker leden
zichzelf met één slag tot elite bombardeeren.
Want de heeren mogen zich verbeelden, dat zij
misschien maatschappelijk tot de elite behooren,
tot de voetbal-elite behooren deze „beschaafde
heeren" naar mijn meening allerminst.
Niemand kan hun het recht ontzeggen, een
combinatie te vormen van personen, die zich om
een of andere „verheven' reden aan elkaar vei want
gevoelen en zich af te zonderen van de groote
groep, die zich in den N.V.B. den bond van
voetballers! vereenigd heeft, zonder rekening
te houden - met rang of stand hei eenige
ware standpunt van den gentleman-sportsman
Wél gaat mijn bezwaar echter tegen de principes
van deze vereeniging, die, in één wcord, beletdi-
gend zijn voor geheel voetbal-Holland.
i
Men zal zich herinneren het communiqué, dat
in de groote dagbladen verschenen is en waarin
de oprichting van de vereeniging „de Nederland
sche Corinthians" werd aangekondigd. Dit com
muniqué was een excerpt uit het officieele schrijven,
dat door een selectie van 6 personen, de „bloem
der Hollandsche beschaving", met name de heeren
Mr. H. A. J. Kessler, J. M. de Korver, D. N. Lotsy,
E. G. Mundt, F. M. La Chapelle en Dr. W. F.
Hesselink, werd toegezonden aan hen, die be
schaafd genoeg werden 'geacht om van de nieuwe
vereeniging deel uit te maken.
Deze officieele uitnoodiging verschilde in enkele
zeer merkwaardige opzichten van het communiqué
in de bladen.
Ik beschuldig er de heeren Kessler c.s. van,
dat zij getracht hebben door een valsche voor
stelling van feiten, het verbloemen van belangrijke
bijzonderheden, een indruk bij de Nederlandsche
sportsmen te hebben willen wekken, anders dan
in werkelijkheid het geval zou zijn geweest, indien
de officieele uitnoodiging in extenso zou zijn
gepubliceerd.
Door middel van de pers werd n.l. bekend