=^1
CLUBNIEUWS DER'. A. F. C. AJAX
geen kampioenschap zonder ons eerst kans
gegeven te hebben en we benutten die kans; in
een uitverkocht Stadion wonnen we met 2-"-1,
om de week erna in Deventer gelijk te spelen.
Het volgend jaar zaten we weer in de eerste
klasse en toen begon de Ajaxperiodein'16'17
werden we ongeslagen kampioen van Nederland
en van de 81 goals, die we maakten, had ik er
42 bijeengeschopt. iMet Gupfert en dë Natris op
de wings en Broekman in het midden, hadden
we toen een voorhoede, waar geen verdediging
het tegen uithield.
Toch, mijn mooiste wedstrijd was in Mei 1918
in Tilburg tegen Willem II, de beslissing om het
kampioenschap van Nederland. Treinen vol sup
porters waren er meegekomen en toen we met
3o wonnen, waren die lui niet meer te houden.
Het was zoo aardig van dien voetbaltijd voor
den oorlog, dat je als voetballer half Europa
rondreisde; tegenwoordig begint dat ook weer
een beetje op te komen, maar ik heb het wel
buitengewoon getroffen, want Ajax was een echte
reisclub. Toen ons elftal in Holland niet te slaan
was, gingen we na de competitie over de grenzen
en in Zweden, Denemarken, Oostenrijk en Frankrijk
kennen ze Ajax nog wel. Een van onze mooiste
successen was wel een wedstrijd in Zweden, toen
we het officieele Zweedsche elftal met 31
sloegen, terwijl in hetzelfde jaar het Nederlandsche
Elftal van diezelfde Zweden met slechts 32 won.
In Engeland alleen ben ik nooit geweestin
1914 zouden we gaan, maar toen brak net de
oorlog uit en onze Ajaxtoer werd „voorloopig"
uitgesteld.
Wel in ons land heb ik tegen Engelschen ge
speeld. één keer zelfs tegen de Preston North
End. Die Engelsche beroepslui stonden tien mi
nuten voor tijd met 21 achter en toen maak
ten ze nog eventjes vijf goals. Je kon zoo zien,
dat ze het eerst een beetje kalmpjes aan gedaan
hadden
Ook met het Nederlandsch Elftal ben ik nog
al eens op reis geweest; van de toer naar Zwit
serland en Italië, een paar jaar terug, heb ik
hier nog een mooi gedenkalbum. Wel aardig,
dat ie op die manier je herinneringen aan zoo'n
reis kan bewaren.
De Olympische Spëlen in Antwerpen heb ik
ook meegemaakt, 'n mooie herinnering aan de
herrie, die daar allemaal uit voortvloeide door de
oneenigheid tusschen spelers en leiders. Och, er
werd een hoop overdreven en in Holland leek
het veel erger dan het feitelijk was.
In het geheel heb ik acht keer het Oranje-
hempje aangehad en meestal was Jan de Natris
met mè op de vleugel. In ons land heb ik tegen
het Deensche Elftal gespeeld in het Stadion,
maar de meeste van die acht wedstrijden waren
over de grenzen.
Dan het Amsterdamsch Elftal met zijn steden-
voetbal; het waren prettige wedstrijden, de drie,
die ik daarvan gespeeld heb, en het spel stond
er op een behoorlijk peil.
Een keer ben ik zelfs met het Westelijk Elftal
in Leeuwarden geweest, dat was met de Dis
trictswedstrijden in het voorjaar van 1920. We
hadden een flink elftal en toen we in onze
oranjeshirts de Wilhelminabaan opkwamen leek
het heel wat. Maar we konden het niet houden
tegen het Noorden, 21 werd het geloof ik.
En nu is het Vitesse geworden. We zullen
probeeren de geelzwarten weer in de eerste
klasse terug te brengen en als je het mij vraagt,
dan geloof ik vast, dat het lukken zal 1
Dat intusschen het spelen in de Oostelijke
tweede klasse ook zijn narigheden heeft bewijst
het volgende stukje, dat wij uit »De Telegraaf*
knipten
Het gevaar van den strafschop.
AMERSFOORT, 29 Oct. Na den wedstrijd
H.V.C.—Vitesse diende de aanvoerder der Arn-
hemsche club een protest in tegen een niet toe-
gekenden strafschop, waarop scheidsrechter Hul-
sebos dezen alsnog liet nemen. Aanvoerder
van Dort (de oud-Ajaxspeler) nam dezen strafschop
en de H.V.C.-doelman kon den bal niet houden.
Direct daarop ging van Dort, als voelde hij zich
onveilig, hoewel daarvoor niet de minste reden
bestond, aan den haal. Het publiek nam dat snel
wegloopen anders op en wilde den Arnhemmer
te lijf, doch hij wist zich in een gereedstaanden
auto in veiligheid te brengen. Het HiV.C.-bestuur
wist intusschen erger te voorkomen.