rni a»i i i M MJ
•ABONNEMENT/PRlV f 2.50 DER JAA.C PRANCO PEG PQ/T- WEQKENDE LEDEN QGATI/
NO. 24.
DONDERDAG 15 JANUARI 1920.
30E JAARGANG.
Mededeeling.
Met beëindiging van dezen jaargang
hebben de functionarissen van het
Clubblad, de H. H. J. J. GROOTMEIJER
en D. KNEGT hunne taak neergelegd.
In een eventueel volgend nummer zal
nader over de voortzetting van de uitgave
van het Clubblad, waaromtrent door
het bestuur nog besprekingen moeten
worden gehouden, worden bericht.
AFSCHEID.
Het is met gemengde gevoelens, dat wij onze
lezers hierbij mededeelen, dat wij met de ver
schijning van dit nummer onze functie van leiders
van het Ajax Clubnieuws neerleggen. Wij
willen dit niet doen zonder ons nader te verklaren
en met enkele woorden uiteen te zetten, welke
motieven ons er toe hebben geleid onzen redac-
tioneelen arbeid neer te leggen.
Vooraf mededeeling, dat het blad zeer waar
schijnlijk zal blijven verschijnen, echter onder
anderer zorgen. Het is nog niet bekend, door
wien de redactie van ons cluborgaan voortaan
zal worden verzorgd, aangezien het Bestuur over
deze aangelegenheid nog moet confereeren. Het
eerstkomend nummer zal dienaangaand echter
waarschijnlijk wel de noodige opheldering geven.
Indien wij ons thans genoopt gevoelen voor
deze functie te bedanken, is dit in de allereerste
plaats het gevolg van de weinige animo, die
vooral in den laatsten tijd voor ons werk bleek
te bestaan. Merkwaardig mag het heeten, dat
juist in Ajax-kringen, in eigen milieu, het club
orgaan nimmer op belangstelling heeft kunnen
bogen, terwijl ons gebleken is, dat daarbuiten
veel interesse heeft bestaan voor het orgaan.
In hoeverre dit niet pleit voor de Ajacieden
willen wij nu maar onbesproken laten, doch een
feit is het, dat tal van Ajacieden vrij onverschillig
stonden tegenover hun vereenigingsorgaan, het
geen b.v. moge blijken uit het feit, dat niet-be-
stelling van het blad gedurende maanden, in het
geheel niet werd opgemerkt dooi het betrokken
lid onzer vereeniging.
Alleen in de eerste maanden van het
bestaan van ons clubblad werd er belang
stelling aan den dag gelegd. Tóen evenwel het
nieuwtje er af was, beschouwden de Ajacieden
het niet meer als de moeite waard. Natuurlijk,
de goeden niet te na gesproken!
Over de medewerking, die evenredig was aan
de belangstelling, zullen wij maar zwijgen. Ware
het niet dat enkele getrouwen ons van tijd tot
tijd gesteund hadden, wij zouden de drie jaar-