Het schakelseizoen 1966-1967 De eerste treden op de internationale ladder Het kampioenselftal van het seizoen 1966-1967. Staand vanaf links: Wim Suurbier, Ton Pronk, Theo van Duivenbode, Frits Soetekouw, Ben Muller en Gert Bals. Gehurkt: Sjaak Swart, Johan Cruijff, Klaas Nuninga, Henk Groot en Piet Keizer. FOTO: ARCHIEF AJAX In het Ajax Museum vertellen ruim vijfhonderd voorwerpen, manuscripten, bekers, medailles, shirts en foto's de - vaak roemrijke - geschiedenis van de Amsterdamse club. Daarnaast zijn er ruim twee dozijn videofragmenten van historisch wedstrij den. In een van de vele vitrines hangen ook de foto's die getuigen van de jaren tus sen 1966 en 1968, waarin Ajax drie maal op rij landskampioen werd. In het midden van die periode zat het belangrijke seizoen 1966-1967, nu veertig jaar geleden. tekst Carel Berenschot In het midden van de jaren zes tig was het beslist geen lolletje om hier te lande voetballiefheb ber én chauvinist te zijn. Het Nederlands elftal bijvoorbeeld hield zich steevast op in de onderste regionen van de internationale rang lijsten. Slechts af en toe kon men genieten van bescheiden hoogtepun ten als de Derby der Lage Landen tegen België, die tot pakweg 1969 meestal twee maal per jaar werd ge speeld. Vanwege de sentimenten die blijkbaar onlosmakelijk horen bij dergelijke bezoekjes aan de buren waren dat altijd beladen wedstrij den. Diep en alom was de treurnis als de Belgen ons ervan langs gaven, zoals op 12 november 1950 (7-2), en er was een even massaal beleefd gevoel van euforie als Nederland op zijn beurt flink won, bijvoorbeeld op 4 oktober 1959 (9-1). Maar goed, dit waren maar vriendschappelijke wed strijden. Als het 'om het echie' ging, de kwalificatieduels om de Europese en wereldkampioenschappen, dan viel er meestal weinig opzienbarends te melden. En als Oranje al eens won, dan was dat van andere voetbaldwer gen als Luxemburg en Albanië. In de kwalificatieduels van 1963 en 1964 wisten we tegen die landen zowaar overwinningen van respectievelijk 2-1 en 2-0 te behalen! Ook het clubvoetbal stelde in die tijd internationaal nog weinig voor. In de Europa Cuptoernooien opereerden de Nederlandse clubs vrijwel altijd onopvallend en doorgaans werden ze er in de eerste of tweede ronde uitge knikkerd. Uitzonderingen waren er in 1958, met een kwartfinale voor Ajax, in 1963, toen Feyenoord er pas in de halve finale uitvloog, en in 1964, met een kwartfinale voor PSV. Maar in de tweede helft van de jaren zestig begon langzaam maar zeker het tij te keren. In Amsterdam, en in mindere mate ook in Rotterdam, groeiden elftallen die het in zich had den om enkele treden hoger te klim men op de Europese ladder. Bij Ajax bouwde Rinus Michels vanaf 1965 gestaag aan zijn ploeg, daarbij geholpen door de aanwezigheid van natuurtalenten uit de eigen jeugdop leiding, zoals de inmiddels al ervaren rechtsbuiten Sjaak Swart, de geniale linksbuiten Piet Keizer en het nog zeer jonge wondertalent Johan Cruijff. Een nieuwe aanpak Ajax presteerde na het laatst behaalde landskampioenschap van 1957 al ja ren ondermaats voor Amsterdamse begrippen, met als dieptepunt het jaar 1964. Ternauwernood wisten de Amsterdammers toen uit de klauwen van het degradatiespook te blijven en het was iedereen duidelijk dat het roer om moest. Michels verving de vermoeid geraakte Vic Buckingham en hij wist vrij snel zijn ploeg tot daden te inspireren. In 1966 resul teerde dat in eindelijk weer eens een Ajax Magazine

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2006 | | pagina 38