Piet Ouderland blonk
uit in drie sporten
'Ik kon niet méér sporten beoefenen. Daar was geen tijd voor.' En dus moest Piet Ouderland (72) zich behelpen met slechts drie sporten:
honkbal, basketbal en, bij Ajax, voetbal. In alle drie zijn sporten behaalde hij het kampioenschap van Nederland, in twee ervan werd hij
gekozen in het Nederlands team. 'Maar ik kon bijvoorbeeld ook goed fietsen.'
tekst Marcelle van Hoof
'I
k was berucht,' zegt
Ouderland in zijn Amstel-
veense woning, als hij er eens
goed voor is gaan zitten. 'In
de goede zin dan wel: ik
was heel goed in sport.' Opgegroeid in
de Amsterdamse Diamantbuurt, deed
hij met voetbal meestal mee met de
oudere jongens. 'Iedereen voetbalde.
Maar in de oorlog heb ik veel joodse
vriendjes weggevoerd zien worden.
Ik was zes jaar oud. Gedurende de oor
log zat ik op de lagere school. Dat ging
gewoon door. Naarmate de oorlog langer
duurde, werd het voetbal steeds minder.
Veel vriendjes hadden geen kracht meer.
Maar mijn vader was bakker, dus wij
hadden altijd wel te eten. Ik heb vrij
onbezorgd de oorlog meegemaakt.
Ik had wel geen schoenen meer. Ik heb
veel op klompen gelopen en gevoetbald.
De bovenkanten van mijn voeten zijn
nog keihard van die klompen. Na de
oorlog ben ik op twaalfjarige leeftijd bij
OWO gaan voetballen. Aanvankelijk
liep ik met twee vriendjes de hele weg
naar OWO, van zuid naar oost.'
Een gymnastiekleraar ontdekte dat
Ouderland ook een zeer getalenteerde
basketballer was. 'Basketballen deed ik
eigenlijk beter dan voetballen. Na het
winnen van het Famos-toernooi, een
zeer bekend toernooi, ben ik benaderd
om bij een clubje te komen basketbal
len. Na een half jaar ging ik naar DED,
waarmee we een paar keer kampioen
van Nederland zijn geworden. Ik was
zestien. En ik speelde op zondagmid
dag ook nog voetbal in het eerste van
OWO. Basketballen vond plaats op za
terdagavond. Ik was razendsnel, ik was
een improvisator, ik ontdekte dingen die
nog niemand gezien had. Ik speelde op
de fast break. Het was een prachtige tijd,
met het Nederlands team zijn we nog
naar Egypte geweest. Dit leven heb ik
zo vol gehouden, tot na mijn diensttijd.'
In 1954 begon het betaald voetbal in
Nederland. 'Dat zag ik wel zitten: er
waren een paar centjes te verdienen.
Na het einde van mijn diensttijd, in
1955, ben ik naar Ajax gegaan. Dat
betekende ook het einde van mijn bas
ketballoopbaan. Het hoefde niet, maar
ik besloot zelf om met basketbal te
stoppen. Ik vond dat dat niet samen
kon gaan. Ik ging voor geld voetballen,
daar kon geen andere sport meer bij.
Ik heb in het voetbal altijd veel baat
gehad van mijn basketbalverleden.
Zo kon ik goed omhoog komen; ik was
een goede kopper, ondanks het feit dat
ik niet zo lang was.
'Bij Ajax speelde ik vanaf het begin in
de basis, als aanvaller, meestal rechts
buiten. Ben ik in mijn eerste wedstrijd
gewisseld? Dan zal ik wel geblesseerd
zijn geraakt, want anders mocht je
niet wisselen. In mijn tweede seizoen
speelde ik minder. Ik was de vaste
wissel voor Rinus Michels, viel altijd
voor hem in. Hij had heel veel last
van zijn rug en speelde niet vaak een
wedstrijd uit.'
Wissel
'Het maakte me niet zoveel uit dat ik
wissel was. Ik kon gemakkelijk invallen,
want ik was op iedere plek inzetbaar.
En als we met 3-0 of 4-0 voorstonden,
dan regelden we wat. Dan liet een speler
zich zogenaamd geblesseerd uitvallen,
zodat ik ook in de winstpremie mocht
delen. Toen ik later in het Nederlands
elftal stond, was dat mijn grote pech.
Je mocht alleen wisselen als er iemand
geblesseerd was. Ik heb daardoor zeker
zeven wedstrijden alleen maar zitten
toekijken. Op een gegeven moment, in
een uitwedstrijd tegen Zwitserland, was
het de afspraak dat als doelman Pieters
Graafland zou uitvallen, ik in het doel
zou gaan. Het bleek niet nodig.
'Het was een heel andere tijd, maar
Ajax was een door voorzittter Marius
Koolhaas goed geleide club. Er heerste
discipline. Iedereen had respect voor
elkaar. Het was wel een veredelde ama
teurclub. Onder mijn eerste trainer bij
Ajax, Karl Humenberger, reisden we
met de dames per trein naar verre uit
wedstrijden. En na afloop gingen we
steevast ergens een hapje eten, opnieuw
met de vrouwen erbij. De nieuwe trainer,
Vic Buckingham, schafte dat meteen af.
"Je vrouw komt ook niet naar je werk,"
zei hij. We werkten natuurlijk allemaal
erbij. Ik werkte als vertegenwoordiger
in de metaalhandel.
'Ajax stond ook in die tijd in hoog aan
zien in de voetbalwereld, al moesten de
internationale successen nog komen. Ik
heb wel nog met de piepjonge Cruijff
gevoetbald. Hij deed geregeld met de
selectie mee tijdens partijtjes, om hard
heid op te doen. Als klein jochie zat hij
al in de kleedkamer bij ons. Zijn moe
der, Tante Nel, maakte de kleedkamers
schoon bij Ajax.
'Ik kon goed met verlies omgaan. Ik had
na een nederlaag de pest in, dat moet
ook, maar dan was het over. Dan gingen
we een bioscoopje pakken. Volgende
30 Ajax Magazine