'Als je plezier hebt,
kun je heel veel aan'
Arie van Eijden
'Is het goed als het een half uurtje later wordt?' Natuurlijk is dat goed. Arie van Eijden is zijn opvolger
Maarten Fontein aan het rondleiden langs de kantoren in de ArenA. Deze maakt werk van zijn kennismaking met
de Ajax-medewerkers, en dat is een beste reden om ons gesprek met de scheidende algemeen directeur wat later
te beginnen. Als we eenmaal bij elkaar zitten in zijn sober ingerichte directiekamer, neemt Arie - ontspannen en
openhartig pratend, vaak met pretoogjes en puttend uit een ijzersterk geheugen - uitgebreid de tijd voor een
terugblik op een veelbewogen voetballeven.
tekst Erol Erdogan Michel Sleutelberg
Laten we gewoon beginnen bij het begin,
je jeugd in Amsterdam Oost.
'Wij groeiden op straat op. Amsterdam
Oost was een bolwerk van aardige
voetballers. Piet Keizer woonde bij mij
om de hoek, Wim Suurbiers oma
woonde tegenover ons, Johan Cruijff
woonde een stukje verderop. Wij zijn
allemaal jongens die elkaar van de
straat kennen. Daar deed je de liefde
voor het spelletje op. Wij waren de hele
dag met voetbal bezig. Voetbal was in
de buurten sterk verbonden met
bepaalde verenigingen. Mijn ouders
waren gelieerd aan DEC, naast
Voorland. Toen ik acht was ben ik daar
stiekem gaan voetballen. Dat was
afgelopen toen mijn vader daar bij
toeval achter kwam. Op mijn negende
ben ik lid geworden bij O WO op
de Kruislaan. En op mijn tiende jaar
heb ik een proefwedstrijd bij Ajax
gespeeld. Mijn grootvader ging met me
mee en we waren met z'n allen zo
trots als een aap. Zijn vader ging al
jaren naar Ajax, die ging al in de
jaren dertig naar het stadion op het
Christiaan Huygensplein.'
Het is dus van thuis uit gestimuleerd om die
proefwedstrijd te gaan spelen?
'Absoluut. Dat werd bij ons helemaal
niet tegengehouden. Het was zelfs min
of meer vanzelfsprekend. Het Voorland
complex, dat was jouw gebied, waar je
zomer en winter verbleef. Van die
proefwedstrijd herinner ik me vooral al
die opa's en oma's langs de kant. Je
speelt je proefwedstrijd en na afloop
kreeg je te horen: jij en jij en jij, jullie
mogen terugkomen. Een jaar later is
ook mijn broer Jan aangenomen. Ik
was een robuuste rechtsachter, maar
wel één met techniek. Inzicht had ik,
denk ik, ook wel. Een mooie sliding,
daar was ik niet vies van. Een beetje a
la Ger van Mourik. Ik was wel robuust,
maar ik was geen schopper. Dat is ook
niet des Ajax', maar we hadden soms
wel behoefte aan heel harde verde
digers. Barry Hulshoff, Wim Suurbier,
20 ARIE Magazine