4
Als een kind zo blij
lastic#
I
lopig John van Loen nabij. Niemand bij
Ajax waagt het sinds het Amsterdam-
toernooi nog vraagtekens te zetten
bij het aantrekken van de kopsterke
houwdegen. De laatste twijfelaars
werden gisteren overtuigd,' schrijft de
Volkskrant. Uitgerekend Leo Beenhakker,
verantwoordelijk voor het aantrekken
van Van Loen, tempert de euforie. 'We
speelden te gehaast. Het moet niet zo
zijn dat we ons alleen nog maar op
Van Loen gaan richten. Ik moet dat de
spelers nog eens goed duidelijk zien te
maken. Van Loen is een extraatje, de
basis van Ajax moet gewoon combina
tievoetbal blijven.'
Scoren in de debuutwedstrijd, onder
zoveel druk, het is zonder meer een
prestatie van Van Loen. Andere gekoch
te aanvallers, zoals de eerder genoemde
Pettersson, maar ook Shota Arveladze
of Martin Wiggemansen zijn bij hun
eerste optreden minder bekend, en kun
nen nog wel op enige clementie rekenen.
Zowel Wiggemansen als Arveladze
scoort in zijn debuutwedstrijd, maar het
is alleen Arveladze die, tegen Vitesse,
enorm veel indruk maakt (en die ook
een fenomenaal seizoen doormaakt).
Enige kritiek is er in 1997 op het enor
me aantal aankopen van de nieuwe
trainer Morten Olsen, maar in de met
5-0 gewonnen wedstrijd tegen Vitesse
weten maar liefst drie debutanten doel
te treffen, een uniek record in de Ajax-
historie. Naast Arveladze luisteren ook
Sunday Oliseh en Andrzej Rudy hun
eerste wedstrijd op met een treffer.
Anderhalve week later scoort een
andere aankoop, Ole Tobiasen, zelfs
twee keer in zijn eerste wedstrijd, bij
FC Utrecht (1-7). Opvallend is dat drie
van de vier scorende 'Olsen'-debutanten
verdedigend ingestelde spelers zijn.
Alleen Edo Ophof (in 1980), Jan Molby
(1982) en Marciano Vink (in 1988) zijn
het drietal in dit opzicht voorgegaan.
De grootste lol heeft het publiek natuur
lijk als een jeugdspeler(tje, zegt men dan
liefkozend) scoort in zijn debuutwed-
strijd. Met name in de jaren tachtig en
negentig (tot het Bosman-arrest, daarna
daalt het aantal debuterende jeugd
spelers hopeloos) is dit een fijne attrac
tie voor de Ajax-supporters. Met een
swingende dribbel zet Frank Rijkaard in
1980 bij Go Ahead Eagles die toon.
John Bosman, Ronald de Boer, Bryan
Roy, Marciano Vink, Edwin Godee, ze
worden bij hun scorende debuut meteen
in het hart gesloten. Aron Winter krijgt
zelfs meteen een bijnaam, 'Arie' (de
speaker geeft hem deze voornaam bij
zijn invalbeurt tegen FC Utrecht).
John Bosman, op 20 november 1983
scorend tegen Roda JC, onderstreept
het belang van een goed debuut:
'Het publiek stond achter me. Daar was
ik een beetje bang voor. De eerste wed
strijd is namelijk het meest belangrijk
en ik heb zelf gezien wat er met
Winnie Haatrecht en Arnold Scholten is
gebeurd, die niet vanaf het begin de
onvoorwaardelijke steun kregen van het
publiek. Dan wordt het moeilijker.
Scholten werd zelfs uitgescholden voor
eikel. Ik scoorde, maar ik weet niet
meer hoe het ging. Ik weet wel dat ik als
een kind zo blij was. Opmerkelijk vond
ik het gedrag van Frank Rijkaard.
Aron Winter heeft Ajax in zijn eerste wedstrijd op 3-0 gebracht tegen FC Utrecht.
John Bosman maakt het de Roda JC-verdediging lastig in zijn debuutwedstrijd op 20 november
1983, waarin hij een van de vijf Ajax-doelpunten voor zijn rekening nam.
Nordin Wooter viert met Edgar Davids (8) zijn doelpunt tegen RKC in zijn debuutwedstrijd.
Debutant en uitblinker Bryan Roy wordt omhelsd door Hennie Meijer na zijn eerste
eredivisiedoelpunt gescoord te hebben.
oktober 2005 61