Hoe Ajax pas echt Ajax werd
Jack Reynolds: voetbal-tovenaar uit Engeland
Het is dit jaar negentig jaar geleden dat het voetbalseizoen 1915-1916 begon. Het zou voor Ajax een uiterst tumultueus seizoen
worden, maar daarover leest u meer in een van de volgende afleveringen van Museumstukken. Het seizoen was ook bijzonder
omdat er zich een markante persoonlijkheid meldde aan de Middenweg: Jack Reynolds.
tekst Carel Berenschot
Het is opvallend dat Ajax in
de eerste pakweg zestig jaar
van zijn bestaan altijd Brits
georiënteerd was waar het
de keuze van oefenmeesters
betrof. In de begintijd was dat natuur
lijk niet zo vreemd want het voetbal
kwam uit Engeland en het Nederlandse
voetbal stelde internationaal bitter wei
nig voor. Om te pogen daarin verande
ring te brengen, gingen verschillende
clubs hun oefenmeesters van over de
Noordzee halen en zo ook Ajax. In
1910 werd de eerste heuse trainer in de
persoon van John Kirwan aangesteld.
De Ier Kirwan draaide vijf jaar mee,
hielp Ajax in 1911 promoveren naar de
hoogste klasse, maar maakte in 1914
ook de terugkeer naar de Tweede klasse
mee. Er was toen inmiddels een oorlog
uitgebroken, die later bekend raakte als
de Eerste Wereldoorlog. Kirwan vertrok
en Ajax moest op zoek naar een nieuwe
trainer. Dat het weer een Brit moest
worden stond buiten kijf en vervolgens
hielp diezelfde oorlog Ajax een handje.
Er liep namelijk bij het Zwitserse Sankt
Gallen een oefenmeester rond, Jack
Reynolds, die zoveel indruk had
gemaakt op de Duitse voetbalbond, dat
hij overgehaald was om het Duitse
nationale elftal voor te bereiden op de
Olympische Spelen van 1916 in Berlijn.
Toen die spelen door het uitbreken van
de oorlog werden afgeblazen, kwam
Reynolds opeens zonder werk te zitten
en kon Ajax hem contracteren.
Reynolds, die John Reynolds heette,
maar altijd 'Jack' werd genoemd,
was vóór zijn trainersloopbaan een
balvaardige rechtsbuiten geweest.
In zijn twaalfjarige profcarrière had
hij gespeeld bij achtereenvolgens
Manchester City, Burton United,
Grimsby Town, Sheffield Wednesday,
Watford en New Brompton. Hij had
bovendien achtmaal in het (professione
le) Engelse nationale elftal gespeeld.
Reynolds kwam bij Ajax in een periode
dat de club wilde en kón terugkeren
naar de hoogste afdeling, maar daarin
enkele jaren lang door onfrisse machi
naties werd gedwarsboomd. Het was
een frustrerende periode voor heel
Ajax, maar Reynolds kreeg wél alle
gelegenheid te bouwen aan een sterk
elftal. Zijn oefenstof was voor die tijd
ongebruikelijk en ronduit indrukwek
kend. Voor het eerst maakten de
Ajacieden kennis met krachttrainingen,
waarvoor ze moesten werken met
Jack Reynolds op een klapstoeltje op het Feijenoord-terrein aan de Kromme Zandweg tijdens de eerste confrontatie
tussen Feijenoord en Ajax op 9 oktober 1921 (2-2).