Ajax' Aladdin
heeft zijn toverlamp gevonden
Nourdin Boukhari
Bescheidenheid siert de mens, maar niet perse de Ajacied. Van de Ajacied wordt verwacht dat hij er, al dan niet
terecht, van uitgaat dat hij de allerbeste is. Nourdin Boukhari is er niet zo een. Hij vindt niet dat hij de allerbeste is,
en hij vindt het niet meer dan redelijk dat de tegenstander er ook zo over denkt. Om diezelfde tegenstander
vervolgens even zo vrolijk en beleefd met de meest gruwelijke bewegingen het dolhuis in te draaien. Want zo is hij
dan ook wel weer.
tekst Raymond Bouwman
fotografie //Tessa Posthuma de Boer
Op de tribunes wordt Nourdin
Boukhari ook wel 'de
Marokkaanse Aladdin' ge
noemd, naar het sprookje
van duizend-en-één nacht.
Boukhari in de rol van de arme straat
jongen die verliefd wordt op de beeld
schone prinses: Ajax, in deze uitvoering.
Met dit verschil dat de liefde voor een
groot deel van één kant komt. Boukhari
kwam in 2002 naar Ajax, maar nog
altijd wacht hij op een echte doorbraak.
Drie jaar, ongeveer duizend-en-één
nacht, is hij met zijn wonderlamp op
zoek naar een uitweg uit de grot waarin
hij gevangen zit.
'Soms ga je aan jezelf twijfelen,' zegt
Ajax' Aladdin. 'Dan vraag je je af of het
goed komt. Maar ik heb wel geduld.
Veel geduld. Te veel? Wie zal het zeg
gen? Dat zal pas later in mijn carrière
blijken. Ik zie Ajax nog steeds als een
fantastische club. Ik zou hier wel altijd
willen blijven voetballen.'
Altijd is wel heel erg lang.
Boukhari: 'Ja, maar Ajax is in Neder
land de top. Het buitenland is een ander
verhaal. En ondanks het feit dat het geen
gemakkelijke jaren waren bij Ajax, ben
ik toch tevreden. Er is genoeg uitgeko
men. Het had ook anders kunnen lopen.
Voor hetzelfde geld had ik nu weer bij
Sparta gespeeld. Het is gebeurd met jon
gens die ik voor me heb gehad.
Wamberto, Soetaers, Sikora. Ze zijn
weer weg, en ik ben er nog. Terwijl ik
ooit achter ze stond. Ik zou liegen als ik
zou zeggen dat ik geen verleiding heb
gevoeld om echt te kiezen voor een stap
je terug, naar een iets mindere club,
waar ik altijd zou spelen. Want ik hou te
veel van voetbal om niet te spelen.
Trainen is ook leuk, en spelen in Jong
Ajax. Maar je wilt het op het hoogste
podium. Daar wil je het laten zien. Aan
jezelf, aan de trainer, aan al die mensen
op de tribune, aan de tv-kijkers, maar
misschien vooral aan mijn familie. En je
wilt ook naar het WK, dus moet je regel
matig kunnen spelen.'
Een openbaring
Een van de eerste keren dat Nourdin
Boukhari zich aan een groter publiek
liet zien, was bij de openingswedstrijd
van het vernieuwde Kasteel, in 2000.
Sparta's tegenstander was het Glasgow
Rangers van Dick Advocaat. RTL5 zond
de wedstrijd live uit. Het was een
behoorlijk saaie bedoening. Eindstand
0-0. De commentator van dienst schrok
pas wakker toen ene Nourdin Boukhari
inviel. Hij dartelde over het veld en
stoorde zich niet aan de lamlendigheid
waarin de rest van de cast gevangen zat.
De ene na de andere kans creëerde
hij zelf op onnavolgbare wijze. De
commentator was lyrisch. Deze jonge
speler wachtte een grote toekomst,
zoveel was duidelijk.
Toen Boukhari met een transfer naar
Ajax zijn oude club Sparta van een -
financiële - ondergang redde, leek die
grote toekomst te beginnen. Maar wat
volgde was een moeizaam inburgering-
proces in Amsterdam. Als linksbuiten
speelde hij soms verrassend goed, maar
heel vaak kreeg hij niet de kans, en soms
ook presteerde hij niet naar verwach
ting. Te weinig snelheid, oordeelde men.
Uitgeleend aan NAC, teruggehaald,
maar altijd maar weer twijfels of hij dit
niveau wel aankon. Tot de wedstrijd tus
sen Ajax en PSV om de Johan Cruijff
Schaal. Daar had Blind Boukhari links
op het midden neergezet. Pardoes strui
kelden de commentatoren van dienst
over elkaar heen in een wedstrijd wie
hem het hoogst de hemel in kon prijzen.
Boukhari was 'een openbaring.'
'Dat was een mooie gewaarwording,'
grijnst Boukhari bij de herinnering aan
het begin van dit seizoen. 'Je moet je er
natuurlijk niet zo heel veel van aantrek
ken als ze iets goeds over je zeggen, want
dan moet je je er ook heel veel van aan
trekken als ze iets slechts over je zeggen.
Maar natuurlijk was dat enthousiasme
leuk. Het belangrijkste was dat ik voor
mezelf toch een volgende stap heb
gemaakt. Iedere goede wedstrijd brengt
je verder. Maar één goede wedstrijd zegt
op zich niks. Iedereen die een beetje kan
voetballen op dit niveau, kan een keer
een heel goede wedstrijd spelen. Daar
mee ben je nog geen wereldvoetballer.
Het gaat erom wat je standaard voor
oktober 2005 21