Onvoltooid verleden Omdat het spelen met de bal hem simpel afging, dacht Erik Regtop ook gemakkelijk over het spel tekst David Endt fotografie George Verberne Bruisende branie uit Schoonebeek In Schoonebeek vindt men jaknikkers. Reusachtige ijzeren reigers die zich in eentonig tempo naar de grond bukken als om graankorrels te pikken. In werke lijkheid waren deze jaknikkende vogels oliezuigers; voor ons schoolbankzitters was het een mooi woord, jaknikker, dat hoorde bij het alleen via de aardrijkskun deboeken ontgonnen land dat Drente heet. Zo ver weg van Amsterdam, zo compleet anders. Rustig, gedwee, be scheiden. Jaknikkend, misschien. In het begin van de jaren tachtig pikte Ajax uit Schoonebeek een jong voetbal lertje van de grasgroene grond, een uit zonderlijk smaakmakend talent. Ajax brak met de filosofie dat een junior niet verder dan pakweg zestig kilometer gaans van Voorland moest wonen. Hij mocht komen, want een dusdanig begaafd voetballertje konden we niet aan de concurrentie laten. En zo arriveerde, zestien lentes jong, Erik Regtop uit het land van de jaknikkers in Amsterdam, de stad die werelddorp is. Liefdevol werd Erikje in een gastgezin opgenomen. Het rossige ventje meldde zich op Voorland. Een innemende brede lach met een vleugje kwajongensheid in de mond hoeken, vrijmoedigheid in de ogen. Anders dan verwacht was Erik Regtop allesbehalve een jaknikker. Vrolijk van aard, maar zeker niet gedwee. Je kon hem zelfs wel een beetje brutaal noemen, ja, een beetje wel. In het testcentrum dat kleedkamer heet, hoefden ze hem niet in de maling te nemen. Gewiekst pareerde hij de uitlokkende teksten en de lachers om zijn accent werden gebekt de mond gesnoerd. Erik Regtop was geen bleue Drent. Het lukte hem uitstekend het pro vinciale etiket los te weken. Binnen de lijnen was het Regtoppie uit Schoonebeek al helemaal geen jaknikker. Een durvertje, een voetbalbluffertje, met het fundament van werkelijke klasse. Pingelen, pingelen, backs alle kanten op spelen, het balletje luchtig laten kaatsen tussen zijn rechter- en linkervoet en dan onverwachts ertussenuit stuiven. Ja, in de jeugd van Ajax was Erik, ook door zijn afkomst, een attractie. Eentje die niet in een categorie te plaatsen was. Of mis schien deze: vrijbuiter. Twee jaar nadat hij was gearriveerd in het werelddorp, maakte het Schoone- beekertje zijn debuut in het eerste elftal van Ajax. De wereld leek veroverd en eigenlijk vond iedereen het doodnormaal dat het talent zich meldde in de hoofd macht. Het gebeurde in het oosten. Almelo kreeg de primeur Regtop als opper-Ajacied te zien, samen met Spelbos, Vanenburg, Silooy, Van Basten, Rijkaard. Een week later was er het zon beschenen gazon van de Meer, met daar op, dartelend, Erik Regtop. Hij genoot zijn voetbal en de kijkers wervelden daarin mee. Dribbelend en draaiend, zijn branie klotste langs de boorden van het veld. Hij liet zich niet door regels tem men en niet door conventies dimmen. Een smaakmaker! Het publiek sloot hem in de armen en tilde zijn naam op toen hij een vlot één-tweetje met Van Basten aanging. Tik-tak, in het juiste tempo speelde hij de bal terug in de voeten van de spits en weer een goaltje erbij. Ook zijn doelpunt was het, o wat een vreugde om het aandeel. Breed lachte zijn mond, omhoog krulden zijn mondhoeken, ple zier wasemde van zijn rossige krullen. Het pure latente talent maakte hem te veel dingen te gemakkelijk en stond de verdieping ervan in de weg. Omdat het spelen met de bal hem simpel afging, dacht hij ook gemakkelijk over het spel. Het samenwerkingsverband met Telstar maakte de treurnis over het vertrek uit Amsterdam nog enigszins draaglijk. Het was een leermoment, later zou het hek weer openzwaaien. Stagnatie in plaats van ontwikkeling. Regtop speelde vaak heel aardig, toverde zo nu en dan iets bij zonders uit zijn voeten en regelmatig prikte hij de bal in het doel. Een dribbel, een haakje, een passje. En dan weer wachten op de volgende bal, die ze hem maar moesten geven. Het was te aardig en te weinig geloogd. Nog maar een uit leenjaar, nu op hoger niveau, bij FC Groningen. Ook daar gepingel en applaus, gedribbel en bijval. Maar er was ook wisselvalligheid en er waren bankzitbeurten voor het fenomeentje, wiens kelkje zich opende wanneer de bal, zijn vriend de bal, zijn voeten kuste, maar wiens kelk sloot wanneer hem ijverig inzicht voor het collectief werd gevraagd. Een nare blessure sloot het Groningen-jaar af en de volgende zomer meldde het Schoonebeeker talent zich weer op Schoonenberg, het terrein van Telstar. Zijn handen klapten. Applaus voor het doelpunt, applaus voor de schutter, applaus voor zichzelf, applaus voor het moment. De menigte applaudiseerde mee: ja hoor, ze hadden er weer één! Toch kwam Erik Regtop niet verder dan drie wedstrijden in het eerste elftal. Wat zat zijn doorontwikkeling dwars? Het vrijbuiten bleef te veel op zichzelf staan, werd niet aangevuld met de kijk op het spel. Het was vooral doen; het denken zette zich maar niet vast. Ajax dreef steeds verder weg en hij begreep dat zijn talent om te voetbal spelen geen aansluiting vond bij de even belangrijke gave om het voetbal te leven. Zijn inzicht in zijn eigen hiaat voorkwam verbittering. Hij kijkt niet in wrok om naar het verleden, dat ande ren onvoltooid noemen. Op zijn eigen onbevangen wijze zette hij zijn loopbaan voort, tot in Oostenrijk. Met overal, onmiskenbaar, het trotse aureool van de latente smaakmakende Ajax-voetballer. mei 2005 49

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2005 | | pagina 49